Monday, August 31, 2009
Seymour Benzer
Seymor Benzer op latere leeftijd
Rechts: een mannelijk en een vrouwelijk fruitvliegje
Op 27 februari 2008 staat een verhaal op dit blogboek over Seymour Benzer. Er is in dat verhaal weinig nadruk gelegd op de grote verdienste van hem op het gebied van de biologie van het gedrag. Hij wordt wel genoemd: “the man who took us from genes to behavior”.
Hij was een zoon van Pools-joodse immigranten die naar New York Brooklyn waren gekomen. Hij werd in New York geboren op 15 oktober 1921 en stierf op 30 november 2007 aan een herseninfarct. In 1938 kreeg hij een beurs van het Regents scholarship to Brooklyn vanwege zijn goede punten op de middelbare school. Hij was de eerste man in de familie die ging studeren aan een universiteit. Hij ging naar de Perdue universiteit en studeerde natuurkunde bij professor Karl Lark-Horowitz, eveneens een Askenase jood die uit Wenen afkomstig was. Lark-Horowitz was in 1928 de eerste joodse professor aan de universiteit van Perdue. Voor die tijd waren negers en joden niet welkom op de meeste universiteiten in Amerika.
Seymour Benzer promoveerde aan de Perdue universiteit in de natuurkunde en legde de basis voor de transistor die in 1948 volop in gebruik kwam.
Zijn interesse voor biologie kreeg echter de overhand en hij wierp zich op de studie van bacteriofagen. Bacteriofagen zijn virussen die in bacteriën binnendringen en ze vernietigen.
Hij deed vooral onderzoek op het gebied van de genetische eigenschappen van de bacteriofagen. Tot 1950 was men ervan overtuigd dat genen ondeelbare elementen waren, waaraan niets te veranderen viel. Pas in 1953 kwamen Watson en Crick met de ontdekking van het DNA.
Benzer vergeleek genen met woorden die uit letters zijn opgebouwd. Als hij twee virussen had die beiden niet in staat waren om een bepaalde coli bacterie te vernietigen lukte dat vaak wel als hij de letters van de twee virussen als het ware verwisselden. Hij maakte dat duidelijk met behulp van een voorbeeld. Veronderstel dat het ene virus uit de letters BENXRQ bestaat en het andere uit PSDZER. Als hij ze bij elkaar bracht zag hij dat de virussen “letters” met elkaar uitwisselden er nieuwe virussen ontstonden bijvoorbeeld BENZER, dat toevallig wel in staat was om bepaalde coli bacteriën binnen te dringen (recombination).
In 1960 zag hij dat zijn twee dochters volkomen verschilden van karakter. Hij kon niet geloven dat het verschil alleen door de opvoeding bepaald kon zijn, zoals toen nog algemeen werd aangenomen. Hij wilde aantonen dat ook erfelijke factoren (genen) een rol spelen als het over gedrag gaat. Hij kreeg hiervoor de gelegenheid bij het California Technical Institute (Caltech) in 1966. Daar wekte hij aan een machine waarmee hij mutaties van de genen kon maken. Als hij een gen veranderde vertoonden fruitvliegjes een ander gedrag. Hij kon lichtschuwe vliegen maken maar ook dieren die op het licht afgingen. Hij kon vliegjes creëren die slimmer waren, maar ook die dommer waren. Ook konden sommigen goed onthouden en andere weer niet. Ook langere levensduur bleek een genetisch eigenschap. Hij maakte homoseksuele vliegjes en vliegjes die geen sex vertoonden.
Toen zijn moeder hoorde dat hij met de hersenen van fruitvliegjes werkte zei zij : Wordt het geen tijd dat hij zijn eigen hersenen eens laat onderzoeken.
Seymour Benzer heeft een grote invloed gehad op het feit dat we nu meer van het gedrag van mens en dier begrijpen.
Monday, August 17, 2009
andere slimme dieren
Links: de raaf uit het verhaaltje van Aesop
Rechts: raaf werpt steentjes in het kunststof glas.
Alex, een Afrikaanse grijze papegaai was bekend omdat hij zeer intelligent was. Hij was gekocht door Irene Peppenberg, een psychologe van de universiteit van Arizona die proeven met dieren deed.
Alex was geboren in 1976 en stierf aan aderverkalking in 2007. dat was tamelijk jong want papegaaien kunnen ook 50 jaar oud worden.
Hij kon tot zes tellen, zeven kleuren onderscheiden en kende begrippen als groter kleiner, hetzelfde en verschillend. Hij kende verder 150 woorden. Als hij een voorwerp te zien kreeg en gevraagd werd over de grootte, de kleur en materiaal gaf hij een correct antwoord. Hij stierf heel onverwacht en hij had 's avonds toen Irene weg ging nog gezegd: you be good, see you tomorrow, I love you.
Ook Caledonische kraaien zijn bekend om hun slimheid. Kacelnik en medewerkers van de universiteit van Oxford doed proeven met deze dieren. Betty en Abel zijn twee kraaien die samen in een grote kooi zitten. In een lang smal glas worden stukjes varkenshart gedaan. De kraaien kunnen over stokjes beschikken die recht zijn en ook stokjes die op het eind gebogen zijn. Ze moeten van de gebogen staafjes gebruik maken anders lukt het niet om de stukjes uit het glas te halen. Dat hebben ze allebei snel in de gaten. Toen de onderzoekers hen makkelijk buigbare rechte staafjes gaven kon Betty snel met behulp van haar pootjes en haar snavel de staafjes krom buigen, maar Abel kwam niet op dat idee. Dit was opmerkelijk, omdat Betty nooit iets dergelijks kon gezien of geleerd hebben.
Ook Raven staan bekend bekend om hun slimmigheid. Al in de Griekse oudheid waren de verhalen van Aesop beroemd. Aesop (620-560 voor Christus) was een Griekse slaaf die verhaaltjes over dieren schreef. Zo schreef hij dat een raaf wilde drinken uit een kan, maar ze kon niet bij het water komen omdat de kan niet hoog genoeg gevuld was. Daarom wierp de raaf steentjes in de kan zodat het water omhoog kwam. Dit werd nimmer door iemand geloofd en men dacht dat het een van de vele fabeltjes van Aesop was.
Dr. Nathan Emery van de Royal Society bestudeert “Corvid cognition” dat vrij vertaald het verstand van kraai-achtige betekent. Hij zag dat de raven inderdaad in staat waren om het fabeltje van Aesop waar te maken. Hij gaf de raven smalle kunststof bekers met water waarin wormen zwommen. De raven konden met hun beek niet bij de wormen komen. Hij gaf ze vervolgens steentjes en de raven gooiden de steentjes inderdaad in het beker glas. De wormen kwamen boven drijven en konden toen door de raven worden opgegeten.
Wednesday, August 12, 2009
BONOBO'S
Dr. Sue Savage-Rumbaugh is bekend door haar werk met bonobo's. Bonobo's en de mens hebben 98,4% van hun DNA gemeen, Dit betekent dat de bonobo zeer sterk met de mens verwant is.
Zij probeert met de bonobo's te converseren door gebruik te maken van hulpmiddelen. Omdat een bonobo vanzelfsprekend niet kan praten maakt zij gebruik van een toetsenbord (lexigrams). Vooral de bonobo met de naam Kanzi is op dit gebied ver gevorderd.
Kanzi werd geboren op 28 oktober 1980 en kwam als jong aapje met zijn moeder Matada naar the George State University. Vandaar naar de Great Ape Trust of Iowa waar Dr. Sue Savage-Rumbaugh de wetenschappelijke leidster is.Toen Kanzi geboren werd in de groep bonobo's had Matada, die zeer dominant in de groep was, hem als kind aangenomen of beter gezegd toegeëigend. Bij bonobo's heerst een matriarchale hiëarchie en een meestal wat oudere vrouwtje deelt in de groep de lakens uit. De onderzoekster probeerden Matada tien woorden te leren. Als men bijvoorbeeld water zegt moet de bonobo de toets (lexicon) water indrukken. Matada kreeg een en ander moeilijk onder de knie. Het bleek echter dat Kanzi die wel steeds bij de oefeningen spelend aanwezig was geweest, perfect de kunst verstond. Hiet ziet men het verschijnsel dat in de ethologie als impressionable period bekend is. Ook een kind leert een taal spelenderwijs terwijl oudere mensen daar veel moeite mee hebben. Nu kent Kanzi meer dan 200 woorden en kan er goed mee communiceren met Sue Savage-Rumbaugh. Als zij Kanzi vraagt om wat water bij de cola te gieten doet hij dat direct. Toen zij hem eens vroeg om een banaan uit de koelkast te halen en die af te wassen ging hij naar de ijskast en pakte de banaan. Het regende buiten en de raam stond open. Kanzi legde de banaan op de vensterbank aan de buitenkant. Toen hij een reprimande kreeg ging hij naar het toetsenbord en drukte banaan , water en buiten. Hij kan dus niet alleen verstaan wat bedoeld wordt, maar hij kan er zich zelfs met een Jantje van Leiden van af maken. Hij heeft nu een jongere zus die Panabisha heet en die ook deel neemt aan de oefeningen. Op het instituut wordt ook met andere mensapen zoals Gorilla, chimpansee en oerang-oetang geoefend, maar de bonobo's zijn verreweg het slimst.
de Bonobo's
Tot voor kort dacht men dat er tussen dier en mens essentiële verschillen waren. Biologisch gezien is dat echter steeds meer de vraag. Primatologen zoals Professor Dr. Frans de Waal primatoloog van de Emory universiteit in Atlanta en Sue Savage-Rumbaugh primatoloog van Great Ape Trust of Des Moins, Iowa doen veel onderzoek op dit gebied.
Vooral bekend is het onderzoek door Savage-Rumbaugh met bonobo's. De bonobo (Pan Paniscus) is een aan de chimpansee verwante mensaap en werd daarom vroeger wel dwerg chimpansee genoemd. Pas in 1929 werd de bonobo als een afzonderlijke soort beschouwd. Ze leven ten zuiden van de rivier Kongo in Congo, Afrika. Het zijn zeer vredelievende dieren, die in bepaalde opzichten korter bij de mens staan dan de chimpansee. Zo delen zij voedsel met elkaar en nemen de mannetjes deel aan de verzorging en opvoeding van de kinderen. Evenals bij de mens heeft seks tijdens de evolutie een sociaal bindende functie gekregen. Seksueel gedrag is zeer algemeen en vindt plaats tussen vrouwelijke dieren en ook tussen mannelijke dieren is het normaal. Zelfs tussen volwassenen en prepuberale dieren vindt seks plaats. De functie van voortplanting is zelfs ondergeschikt aan de sociale functie geworden. Ook paringen `face to face ` die tot voor kort typisch menselijk verondersteld werden worden door de bonobo´s gedaan. Men noemt dit ook wel de missionaris houding. Het was natuurlijk niet zo dat de missionarissen het zo deden, maar door de paus was anders paren dan `face to face` ten strengste verboden. Omdat ander manieren van paren vooral bij primitieve volken gewoon waren werd door de missionarissen als voorname taak gezien de mensen dit zo spoedig mogelijk af te leren.
Seks heeft zo door natuurlijke selectie een functie gekregen om vrede te stichten, spanningen te verlagen en vriendschappen te smeden.
Thursday, August 06, 2009
stamboom familie Goossens
Links: Eugeen Goossens uit Antwerpen maakte verhaaltjes voor Suske en Wiske
Rechts: Petrus Goossens, Cardinaal, aartsbisschop van Leuven (1827-1906)
De stamboom van de familie Goossens is gemaakt door Petrus Theodorus (Dorus) Goossens, destijds pastoor en deken in Drunen. Hij heeft in de periode tussen de twee wereldoorlogen (1918-1940) links en rechts in de archieven de stamboom uitgeplozen. Deze Dorus Goossens is geboren in Deurne 1876 en overleden in 1965 in Neerkant. Met dit omvangrijk werk had hij blijkbaar vooral de bedoeling zijn afstamming te verheerlijken. Hij vindt het belangrijk aan te geven welke maatschappelijke functies leden van de familie Goossens in het verleden hebben bekleed. In dat verband doen burgemeesters het goed. Daarnaast is hij vooral op speurtocht naar geestelijken in de familie, pastoors, paters, zusters en priesterstudenten. Het moet de de degelijkheid en vroomheid van de familie bewijzen. Met de eisen van een genealogische nauwgezetheid neemt hij het niet zo nauw. Data van geboorte, huwelijk en sterven worden slechts globaal vermeld. Wel het jaar maar zelden maand en dag. Ook aan bronvermelding ontbreekt het nogal. Zijn werkwijze moet men liever zien tegen de achtergrond van zijn tijd. Genealogische eisen waren toen niet zo verbreid en de middelen waren veel beperkter dan ze nu zijn. Hiermee rekening houdend moet men toch veel respect hebben voor zijn werk.
De naam Goossens komt van de voornaam Gosewinus. Je komt hem tegenwoordig nog wel tegen bijvoorbeeld in Friesland als Gosse. De eerste voorvader die onder de naam Gosewinus vermeld wordt staat in een acte van 1436, waarin vermeld wordt dat Gosewinus en zijn broer Jan en ook hun oom Petrus Mannaert recht kregen op twee mud rogge uit de Vloeiakker in Deurne.
Gosewinus en Jan waren kinderen van G. van de Pijnbroeck en Alijda Mannaert.
De naam Gosewinus komt van de heilige Gosewinus die in 460 stierf in Metz in Frankrijk.
De zoon van Gosewinus heette Jan en werd met de naam Gosen capren aangeduid. Veel afstammelingen van hem zijn in Deurne tot op heden blijven leven oorspronkelijk in de buurt die lage kerk genoemd wordt, maar velen zijn over de hele wereld uitgezwermd. Tot ongeveer 1600, werd de naam ook wel als Gosens en Goesens gespeld. Daarna wordt vrij consequent Goossens gebruikt. De familie Goossens bestond in die tijd meestal uit boeren, vaak met ambtelijke bijbanen en ze hadden vaak ook een café. Dat blijkt onder andere omdat vaak vermeld wordt dat zij een “camer scabinorum”hadden. Dat was een kamer of café ruimte waar de schepenen vergaderden.
Wednesday, August 05, 2009
vrouw Pluk
De geschiedenis van de achternamen.
Bij de invoering van de burgerlijke stand rond het jaar 1800 was men verplicht een achternaam te voeren.
In de zuidelijke Nederlanden gebeurde dat eerder dan in het noorden.
De eerste oproep om in de noordelijke Nederlanden een achternaam aan te nemen dateert van 11 augustus 1811. Binnen een jaar moest men een achternaam aangenomen hebben. Niet iedereen was er van overtuigd dat het hier om een serieuze zaak ging. Men dacht dat het een maatregel van de Franse overheid was en dat na het vertrek van de Fransen de verplichting tot het voeren van een achternaam wel weer zou vervallen. In deze tijd ontstaan namen als Platvoet, Armoedzaaier en Zonder Van.
Omdat gebleken was dat in augustus 1811 niet iedereen van een achternaam was voorzien, volgde een nieuw decreet op 17 mei 1813 waar een uiterste termijn genoemd werd van 1 jan. 1814. Ook dit leverde niet het gewenste resultaat. Er volgde een derde oproep op 8 december 1825. Binnen zes maanden moest iedereen van een achternaam zijn voorzien op straffe van een boete, wanneer aan de oproep geen gehoor gegeven was.
Hoewel er voor het begin van de 19e eeuw niet verplicht was een achternaam te voeren, was het wel de gewoonte iemand met een achternaam aan te spreken .
De naam verwees dan naar de voornaam van de vader of naar het beroep van de vader, of de plaats waar men vandaan kwam.
In het archief van de familie Walter-Malingrez geinventariseerd door de heer Essink kwamen we de naam “Pluk” als achternaam tegen.
Een zekere vrouw Pluk krijgt in het jaar 1810 voor het gras uitplukken bij het kerkenhuis 12 stuiver uitbetaald., ook in 1811 ontvangt zij voor het gras uitplukken 8 stuiver.Vervolgens komen we vrouw Pluk weer tegen in 1813 wanneer zij voor 10 maanden straatvegen aan het kerkenhuis 3 gulden en 10 stuiver krijgt betaald. Bovendien incasseert zij nog 10 stuiver voor het uitplukken van het gras.
Haar concurrente vrouw Hanne Klijn werkt bij de grote kerk om daar de straat schoon te vegen.
Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat de naam “Pluk”, die in het Land van Cuijk in diverse plaatsen voorkomt teruggaat op deze vrouw Pluk, die het gras tussen de stenen uitplukte in 1810 en 1813.
Bron: Archief Walter-Malinhgrez nr. 259. Kees Goossens.