Tuesday, September 25, 2012

 

Verhalen

Collectie van verhalen die op deze blog door pa geplaatst zijn gedurende 2005 -2012.

Puntdroad
In mijn praktijk tijd werd ik eens uitgenodigd bij een zeer simpele familie. De zoon kon een prikkelraad, waar stroom opstond met zijn mond vast houden en daar was de vader zeer trots op. Dus werd de veearts uitgenodigd om eens naar een demonstratie te komen kijken. Op de demonstratie plaats aangekomen boog de zoon, die ongeveer 18 jaren oud was zich voorover en nam de schrikdraad in de mond. Je kon elke schok zien, want dan trilde zijn lichaam op de maat mee. Overmoedig door de bijzondere situatie dat de veearts was komen kijken, duurde het langer dan zijn vader gewend was, met het gevolg dat vader tenlotte riep: scheid er us uut jong, ge zot anders ow verstand nog kunnen verliezen.

Pastoor
Onze tuinman was al in 1935 in Oploo getrouwd. Het was in de tijd dat jonge stellen nog door de pastoor werden voorgelicht over de huwelijkse plichten. Ik vroeg hem eens wat de pastoor dan wel allemaal zei, waarop hij antwoordde, in zijn Gemerts dialect: “Wa urst nie kos dè dè naw mos”.
De pastoor was gewend om aan het eind van de voorlichting nog een vraag te stellen, om te zien of men alles wel goed begrepen had. Deze vraag luidde: “Als gij het nu den eerste huwelijksnacht zeven keer gedaan zoud hebben zoude gij 's anderendaags nog ter communie durven? “
Na enig nadenken antwoordde onze tuinman: “ja gerust mijnheer pastoor, maar zou ik het nog wel kanne?”

Was dè naaw
Na een zware verlossing van een vaars was het de gewoonte dat er koffie gedronken werd samen met de buurlui, die mee geholpen hadden. Op een gegeven moment, toen we zo aan het koffie drinken waren, komt de vrouw des huizes binnen en zegt tegen mij, dat hun zoontje maar volhoudt, dat hij ook veearts wil worden. Haar man zegt, dat hoef je niet te zeggen vrouw. Het menneke kan gaar niet leren en is al twee keer blieven zitten. Het antwoord van de vrouw was: “was dè naaw, Gossens is het toch ook geworren”.

Lui
Tijdens de oorlog woonde er in Escharen een gezin, waarvan de man zo lui was dat hij niet werkte. Dit ging ten koste van zijn kinderen en zijn vrouw, die op een gegeven moment flink ondervoed waren. De buurlui waren naar de paters gegaan om te vragen of zij 's middags naar het klooster mochten komen voor wat eten en dat werd door de paters goedgekeurd. De buurlui stapten trots naar het armoedige gezin met deze vreugdevolle mededeling. Het antwoord van de man was: “Als de paters zo lui zijn dat ze dat eten niet kunnen brengen, dan laat ze het maar houden”.

Noemt er zo nog eens enne
Een boer, die Pet heette ( Peter) en bij ons in de buurt woonde, stond bekend om zijn driftigheid. Om hem te pesten hadden de kinderen een hondenkeutel voor zijn stoep gelegd. Daar was Pet in getrapt en hij was zo kwaad geworden dat hij toevallig passerende kinderen een flink pak slaag had gegeven. Dit gaf grote opschudding in het dorp en de pastoor zou eens met hem gaan praten. De pastoor zei tegen Pet dat hij niet zo gauw kwaad moest worden. Hij moest eens aan onze lieve Heer denken, die had veel meer geleden en was toch ook niet kwaad geworden. Hier op antwoordde Pet: noemt er zo nog eens enne.

Met twee man op één fiets
Vroeger was in de Oost-Brabantse gemeentes de voornaamste boer burgemeester. Het Ambt ging van vader op zoon. In St. Anthonis was dit de familie Arts. Op het laatst van zijn ambtsperiode leed burgemeester Arts aan TBC. Hij moest vaak maandenlang het bed houden. Hij was een driftig man en ging ondanks zijn ziekte toch af en toe naar het raadhuis. Hij vroeg dan aan de veldwachter hoeveel proces-verbaal hebt ge gemaakt. De veldwachter was minder ambitieus en dronk liever koffie. Daarom kon hij de vraag niet bevestigend beantwoorden. De burgemeester werd kwaad en riep tegen de veldwachter : Naar buiten en maak processen- verbaal, de koningin kan niet van de wind leven. Met een rood hoofd spoedde de veldwachter zich naar buiten. Toevallig kwam de pastoor daar aangefietst. Halt !! riep de veldwachter ge krijgt een proces-verbaal, want ge fietst aan de verkeerde kant. Maar veldwachter zei de pastoor, hoe komt ge daar nu bij. Ik fiets hier iedere morgen, als ik de zieken bezoek en ge hebt daar nog nooit iets van gezegd. Ik heb ons Heer ook nog bij me. De veldwachter antwoordde: Ook nog met twee man op één fiets, dan twee proces-verbalen.

Nie met zoveul komt as in fertig
Jaren geleden ging de duiven-club uit St. Anthonis in Duitsland op bezoek bij een duiven-club een eindje over de grens. Tijdens de speech, die de voorzitter van de Duitse club hield kondigde hij aan, dat zij ook van plan waren binnenkort een bezoek aan de Sint Teunise club te brengen. In het dankwoord dat Tjeu hield, want die was toen voorzitter van de club in St. Anthonis, zei hij: gullie bint van harte welkom, as ge tenminste nie met zoveul komt as in fertig.

Aan dizze kant hebben nergelet
In de zestiger jaren van de vorige eeuw was het KI station in Beers nog tegenover de kerk en het kerkhof gelegen. Tijdens een excursie van een boerinnenbond vertelde de voorzitster, dat ze geboortig was van Beers. Zij deelde de dames mee dat Beers een eigenaardig dorp was en op de kerkhof wijzend vertelde ze dat aan deze kant van de muur rijke boeren werden begraven, terwijl de ander kant gereserveerd was voor eenvoudige keuterboeren. Ze besloot haar verhaal met de mededeling: Het is now al wer zo'n twintig joar geleejen dè ze onze vat aan dizze kant hebben nergelet.

Samkalden
Jaren geleden werd een medewerker van de plantsoenendienst in St. Anthonis verliefd op een Amsterdamse schone. Het gevolg was dat hij naar Amsterdam moest verhuizen. Om in Amsterdam niet werkeloos te worden ging hij naar het gemeentehuis in St Anthonis en vroeg aan de ambtenaar of hij er niet voor kon zorgen dat hij in Amsterdam ook bij de plantsoenendienst zou kunnen gaan werken. De betreffende ambtenaar raadde hem aan in Amsterdam naar het stadhuis te gaan en daar te vragen welke ambtenaar daar verantwoordelijk was voor de plantsoenen dienst en vervolgens met zijn naam en telefoonnummer naar hem terug te keren. Een week later kwam de medewerker terug en liet de ambtenaar trots het briefje zien waarop stond geschreven: Samkalden.


Dè waarde gai, mi aw grouwte puit
In 1925 werd vader burgemeester in St. Anthonis. Hij was voor die tijd secretaris in Deurne, aan de andere kant van de Peel gelegen. Het waren twee verschillende werelden, Deurne en St. Anthonis, eeuwen lang streng gescheiden door de peel. Daarom kwam tante Maria, een ongetrouwde zuster van moeder, eens in de maand met de fiets naar St. Anthonis om het nieuws uit Deurne te vertellen. Zij bracht wel eens een klein jongetje mee uit de kinderrijke buurt, de Wiemel geheten, om zo de moeder van het jongetje even wat meer vrijheid te geven. Op een gegeven moment, toen tante Maria druk aan het vertellen was, zat het jongetje onder de tafel met een blokkendoos te spelen. Vader wipte hem met de punt van zijn grote ouderwetse schoenen een eindje omhoog, om vervolgens onnozel rond te kijken of hij van niets wist. Het jongetje kwam onder de tafel uit en keek eerst naar moeder, maar die zat volgens hem te ver weg. Toen keek hij naar tante Maria, maar zijn vertrouwen in haar was zo groot, dat die ook al snel afviel. Toen keek hij naar vader en zei in onvervalst Deurne's dialect: dè waarde gai, mi aw grouwte puit.

Fopspeen
Mijn broer Kees was vroeger de baas op een werkplaats van minder-validen. Boven op zolder werden door de dames pakjes ingepakt voor kinderen, voor het geval als het eens oorlog zou worden. In de pakjes zaten melkpoeder, zuigflessen, fopspenen en zo voort. Thij van Hannes voerde er het bewind en zag toe dat alles ordelijk verliep. Toen er Haagse heren op bezoek kwamen, in verband met subsidie zei mijn broer tegen Thij, dat hij niet om een kleinigheid moest komen storen. Tijdens het bezoek bleken echter plotseling de fopspenen op te zijn en bij gevolg kwam het inpakken tot stilstand. Thij kende het woord fopspeen niet, want in het dialect heet een speen een fiep. Dat vond hij echter een ongepast woord en daarom klopte hij op de deur van mijn broer en zei: “Ik zou niet gestoord hebben maar de dames hebben geen tepels meer”.

Wel urst kloppen
Dezelfde Thij van Hannes, ( zie fopspeen) werkte voordat hij bij mijn broer op de minder valide werkplaats was, op de boerderij. Hij werd door andere boeren vaak om advies gevraagd als er een vaars moest kalven. Thij besliste dan of de veearts moest gewaarschuwd worden. Daarom beschouwde hij mij min of meer als een collega. Toen ik eens bij de werkplaats binnen ging en Thij tegen het lijf liep zei hij: “Hallo Jan, gij komt zeker vör meneer ow bruur? Die zit dor achter die deur, mar wel urst kloppen vör ge noar binnen got! ".

Ge kunt evvel wel kermis haawen
De kinderen Nooymans woonden in de steek van Midden Brabant. Drie broers en één jongere zuster. Toen de zus getrouwd was verhuisde ze naar het dorp, maar bleef wel de was doen voor haar broers, die op de boerderij bleven. Toen een van de broers een mand vol was, naar zijn zus bracht, had hij er een briefje opgelegd met het opschrift: Volgende keer iets meer zeep. Toen de wasmand terug kwam had de zus er een briefje opgelegd met de mededeling: de volgend keer iets meer papier.
Toen ik eens met enkele boeren uit het Land van Cuijk naar een fokdag in Midden Brabant ging kwam een van de broers (Ties) naar ons toe. Bende nouw nog nie getrouwd, zei een van onze mannen tegen Ties. Och wa vèlt dè toch tegen zei Ties. Ene cameroad van men is getrawd, mar de soep sté kaauw op toffel, mar den auto is alted werm. En opmoaken alles, behalve het bed.
Ja, maar gij moet toch mar alleen naar bed en wij liggen lekker werm in bed achter de vrouw, zei een van onze mannen als tegenwerping. Was dè naaw zei Ties, ge kunt evvel wel kermis haawen, d'r hoeft persé ginne mallemeulen te stoan.


Vertel het eens
Toen we kortgeleden met onze kleinzoon Bram aan het wandelen waren, zei ik tegen hem: zie je die witte strepen in de lucht en zie je dat kleine puntje voor de streep. Daar zit nu ongeveer tien kilometer hoog wel misschien 300 man koffie te drinken. Weet je wat dat betekent?
Zijn antwoord was: “nee, vertel het eens”.






Rolstoel
Toen ik vroeger eens 's morgens vroeg om zes uur naar een boer ging voor een koe met kopziekte zat opa al in zijn rolstoel buiten. Ik groette hem met een goede morgen en zei dat hij al vroeg buiten zat.
Opa antwoordde: “ Ik zit al vroeg buuten, um dè ons Miet me gisteravond vergèten het binnen te zetten.

Beddesprei
Tijdens de oorlog rafelde de vrouw van de schoenmaker in Beers een beddensprei uit en breidde sokken van de uitgerafelde wol. De schoenmaker ging dan naar een boer en ruilde een paar sokken voor een pond boter. Op het laatst had de vrouw van de schoenmaker nog van de restjes één sok gebreid. De schoenmaker ging naar de boer en legde de sok op tafel. Hij kreeg evengoed een pond boter. Daarom vroeg hij aan de boer, waarom hij ook voor één sok toch een pond boter kreeg. De boer antwoordde: De vrouw riffelt de zök geliek uut en breidt er een beddensprei van en nou kumt ze nog net enne sok tekort.

Biechten
Als je bij de deftige vicaris ging biechten, wilde hij het naadje van de kous weten. Toen Bertje een keer ging biechten had hij voor het eerst een meisje gekust en hij dacht dat hij daarom een zonde gedaan had. Hij biechtte eerlijk, dat hij een meisje gekust had. De vicaris vroeg : Waar heb je ze gekust? Hij antwoordde : Tussen Beugen en Boxmeer. Ja, maar dat bedoel ik niet zei de vicaris, ik wil weten wáár dat je ze precies gekust hebt. Om zuver te zien zei Bertje Onder de pèrenbom bij café den ossenkop.

Bertha
Als de veearts vroeger een verlossing moest doen, dan vroeg hij meestal aan de boer, van welke stier het kalfje in de koe was. Dat wilde voor de prognose nog wel eens verschil maken, omdat sommige stieren lichte kalfjes gaven, terwijl ander weer zwaardere kalfjes verwekten.
Zo moest ik eens een verlossing van een vaars doen bij Tinneke. Op mijn vraag van welke stier het kalfje was dat in de vaars zat, zei Tinneke: welke stier er in zit dè wiët ik nie , mar ik heb de moal gekocht van Bertha Meulepas en die is èges ok nog al aan de zwoare kant.

Pikante grap
Tijdens mijn studenten tijd was Professor Dr. E. J. Slijper (1907-1964) medewerker in het veterinair anatomisch instituut. Hij werd later wereld beroemd door zijn kennis over walvissen. Hij kon zeer smakelijk vertellen en maakte graag grappen, die soms aan de pikante kant waren. Hij nam deel aan de walvisjacht op de Willem Barends kort na de oorlog. Toen hij terug kwam liet hij op college onderdelen van walvissen zien en ik kan me herinneren dat hij een eierstok op een kruiwagen liet binnen brengen. Daarna zei hij : Ik moet de dames helaas teleur stellen, want een testikel kan niet door deze deur. Later werd hij hoogleraar in de Algemene Dierkunde aan de universiteit in Amsterdam. Bekend is het verhaal dat hij eens college gaf en uitgebreid de potentie en het mannelijke geslachtsapparaat beschreef van de Soedanese neger. De dames studenten ging dat iets te ver en zij stonden demonstratief op om de collegezaal te verlaten. Hij zei toen: Dames U hoeft geen haast te maken, het volgende schip naar Soedan vertrekt pas over 14 dagen.

Dat gij ene grote zeikert zijt
De vicaris van de rijke familie vertelde aan de kinderen over de gierigaard uit de bijbel. Hij realiseerde zich dat de kinderen wellicht niet wisten wat een gierigaard was. Daarom vroeg hij aan de kinderen: Als ik nu eens een grote zak olienootjes had en ik at die helemaal alleen op, wat zouden jullie dan zeggen dat ik was? Een van de kinderen wist het antwoord en stak de vinger op en zei : “Dat gij ene grote zeikert zijt”.


Vicaris
De kapelaan noemde men in St. Anthonis vroeger vicaris. Meestal was hij van gegoede familie en vandaar wellicht deze wat deftigere naam. Toen er lang geleden een nieuwe vicaris kwam wilde hij aan zijn buurman laten weten dat hij inderdaad van een deftige familie was. Daarom riep hij, toen hij in zijn tuin aan het bidden (brevieren) was, flink hard zodat zijn buurman het kon horen: “ Mina haal mij gouden lorgnette. Zij ligt naast de zilveren snuifdoos op het marmeren tafelblad”.

As ge uut ieder deuske ens snuuft
Tegenover ons, woonde pap en mam Pennings. Wij werden bevrijd op het einde van de oorlog door de soldaten van de “the Royal Ulster rifles”, en 's avonds was het feest, want de soldaten hadden cake-meel en eipoeder en de nodige drank, want de cantine wagen stond in de tuin van de Penningsen. De feestvreugde, werd nog vergroot door een familie evacuees uit de buurt van Vierlingsbeek, die een mooie dochter hadden van ongeveer 18 jaar en die bij de familie was ingekwartierd. Toen de feestvreugde een tijdje was weggeëbd, en onze vrienden van de Ulster rifles hoog en droog in Duitsland zaten, kwam de vader van de geëvacueerde familie naar pap en mam. Na eerst wat heen en weer gepraat zei hij: “ons dèr zal een kiendje motten kriegen en ze hawt mar vol dè 't van ollië Sjaak is”. De vader van het meisje zal gedacht hebben bij de soldaten is niets te halen, dus laat ons maar eieren voor ons geld kiezen. Pap dacht even diep na en zei toen: “ja, mar as ge uut ieder deuske ens snuuft, zulde host nie weten wor ge van mot niezen”.

Anders get den ome dör nog an
Als je vroeger als veearts naar de boeren ging kon je in merkwaardige situaties terecht komen. Zo kwam ik eens bij een boer op stal, waar een moeder haar baby aan het voeden was. De vrouw verschrok wellicht, door mijn binnenkomst en omdat de baby waarschijnlijk weinig trek had, riep ze tegen de baby: ¨ Mar gaauw, anders get den ome dör nog an”.

Ge had ut us motte zien, toen-ie 't ègus nog alliën mos doen
Vroeger bezat de kerk meestal stukken grond. Namen als kerkeveld herinneren nog aan die tijd. Dit was ook het geval in Oploo. Omdat een stuk grond, dat van de kerk was, erg verwaarloosd was en vol onkruid stond, verpachtte de pastoor het stuk aan Sjefke, die het na veel werk netjes in orde bracht. Toen Sjefke op het stuk grond aan het werken was, kwam de pastoor langs en zei tegen Sjef: “Ik zie Sjef dat ge het land met Gods hulp prima in orde hebt gekregen”. Sjefke antwoordde: “Ge had ut us motte zien, toen-ie 't ègus nog alliën mos doen”.

Vat hum us mi de biën, dan legge we hum vör het postkantoeër
De veldwachter zat onder het raadhuis koffie te drinken met een soort van stage loper, toen er een jongetje kwam binnenlopen, die zei: “kom eens gauw want bij de zusters voor het klooster ligt een dode man”. De stage loper en de veldwachter sprongen op de fiets en reden naar het klooster. Daar aangekomen sprak de veldwachter tegen de stage loper: “vat ow buukske en schrieft op”. Nu hadden de zusterskloosters in die tijd vaak moeilijke, Latijnse namen en het klooster heette toen nog zusters van Maria Immaculata Conceptionis. Hoe schrievde dè ? zei de stage loper. De veldwachter dacht diep na en zei tenslotte: “vat hum us mi de biën, dan legge we hum vör het postkantoeër.

Van wie bende gij d'r eene
Op een morgen dat de veldwachter koffie zat te drinken onder in het gemeente-huis kwam een jongetje haastig binnen gerend en riep tegen de veldwachter: "Kom toch eens gauw, want onze vader en ons moeder slaan mekaar de koppen kapot". Van wie bende gij d'r eene zei de veldwachter? "Ja dor get 't nou net um", antwoordde het jongetje.

Jan is enne godse zeikert
Jan en Miet hadden samen 7 koeien. Volgens Miet gaven de koeien niet genoeg melk. Ze had de gezondheidsdienst al laten komen en ook die van Hendrix waren geweest. Maar ze wisten nog steeds niet, wat de eigenlijke reden nu was. Daarom belde Miet mij op of ik als dierenarts van de K. I. ook niet eens wilde kijken, wat er nu aan de hand was. Samen met Miet en Jan waren we het bedrijfje rond gelopen en hadden alles onder de loep genomen. Opvallend was dat er weinig voer was te bespeuren. Ze voerden van Hendrix, maar ik zag nergens een zak van die firma. Toen we tenslotte naar binnen gingen voor een tas koffie zei Miet: En, Gosses, wa zoi de kwoal now zien? Ik zei: zou Jan wel genoeg voeren? Het was even stil en toen zei Miet: "Ja, ierlek gezet onder ons, Jan is enne godse zeikert".

Ik weet nie nève wie dè ge slopt 
Vroeger in de vijftiger jaren hadden weinig mensen een telefoon. Als er 's nachts een spoedgeval was, kwam men met de fiets naar ons huis, aan de Deurneseweg gefietst en belde men aan. Op een nacht kwam er een boer, die een paard met koliek had. Hanny keek uit het raam van de slaapkamer en nam de boodschap in ontvangst. Omdat ze mij wilde sparen omdat ik er vaak 's nachts uit moest, vroeg ze aan de boer, of hij al eens met het paard een eindje gewandeld had en of hij al geprobeerd had met warme doeken om de buik van het paard te draaien. De boer werd echter ongeduldig en antwoordde: “Ik weet nie nève wie dè ge slopt, mar as 't toevallig de veearts is, kunde dan nie efkes vroage of hij kumt”.

80 jaar oud
Als ik soms 's avonds te lang en intensief aan de PC gewerkt heb kan ik niet snel de slaap vatten. Ik pak dan wel eens een diazepammetje om beter te kunnen slapen. Omdat ik nog steeds apotheek houdend dierenarts ben, bestel ik die dan bij de veterinaire groothandel. De laatste keer, dat ik bestelde vroeg de juffrouw aan de andere kant van de lijn: hoe zwaar weegt de hond waar U het voor nodig hebt? Ik antwoordde : ongeveer 85 kilogram. Dat is nog al zwaar voor een hond zei de juffrouw. Ja, maar wat veel erger is, zei ik, hij is ook nog 80 jaar oud.

As er bij ons een zog uutgebagd is blieft 't ève goed un zog
Toen vader met pensioen ging bleef hij zoals hij gewoon was de post op het postkantoor ophalen. Daags na zijn pensionering ging hij naar het postkantoor en ontmoette daar de timmerman en een boer met de naam Kos. toen hij binnenkwam zei de timmerman : “goede morgen burgemeester, of eigenlijk kan ik nu geen burgemeester meer zeggen, nu U gepensioneerd bent”. Kos bemoeide zich er mee en zei tegen de timmerman : “zeg mar geröst burgemeister, as er bij ons een zog uutgebagd is blieft 't ève goed un zog.”

In het circus gestörven (Land van Cuijks mopje)
Pietje werd afgekeurd voor dienst omdat hij te klein was. Dat verwondert me niks zei Pietje tegen de dokter, want onze vat was ok te klein, maar ja , die is in het circus gestörven. Was je vader circus artist vroeg de dokter. Nee zei Pietje maar omdat hij zo klein was moest hij altijd op de voorste rij gaan zitten. Toen het circus bij ons in het dorp was, maakte een mooi meisje boven in de nok van de tent allerlei acrobatische toeren. Plotseling scheurde haar broekje kapot en ze gleed snel langs het koord omlaag en ging achter de slipjas van de directeur staan. Is er soms iemand in de tent, die dit zaakje kan naaien, riep de directeur en toen hebben ze onze vat onder de voet gelopen, zei Pietje.

Als het menneke iets mankeert meugde dè gerust zeggen hör
Mijn kleinzoon Bram woont in Den Haag en spreekt natuurlijk ook op zijn Haags. Toen hij een tijdje geleden hier op vakantie was ging hij ook een dag naar zijn nichtje, Anne in Mill. Toen ze buiten aan het spelen waren, met een stel vriendinnetjes uit de buurt, viel hen het Haagse taaltje waarschijnlijk op. Een van de buurmeisjes, die dialectisch wellicht niet zo goed onderlegd was zei tegen Anne: Als het menneke iets mankeert meugde dè gerust zeggen hör.

Als gullie zo veul transport het zodde dan nie zelf een aanhangwagentje an schaffen
Eens per jaar kwam de ledenraad van de KI vereniging bij elkaar. De accountant gaf uitleg over het financiële jaarverslag. Zoals te doen gebruikelijk staat in het verslag onder op de bladzijde transport met de bedoeling aan te geven dat het op de volgende bladzijde verder gaat. Tijdens de pauze kwam een lid naar voren en vroeg: “als gullie zo veul transport het zodde dan nie zelf een aanhangwagentje an schaffen”.

Maar hoeveel zitten er in één doos
Jaren geleden kwam Sjef naar het KI station en vroeg hoeveel diepvries-sperma we nog hadden van de stieren Arie en Piet. Ik belde het laboratorium en vroeg, of ze dat even wilden nakijken. Even later kwam een van de meisjes en vertelde dat we van Arie nog 500 doses en van Piet nog 200 doses sperma hadden. Sjef zei toen: Dat is goed en wel, maar hoeveel zitten er in één doos?

Pa verdiepte zich vaak in hoe gezond oud te worden. Hieronder staat een van zijn belangrijkste adviezen die hij 'vet' op zijn blog plaatste.
Waar alles om draait zijn de bloedvaten. Als je gezond en pienter oud wilt worden is het in orde houden van je bloedvaten het allerbelangrijkst. Je kunt kanker krijgen, maar daar kun je weinig aan doen. Genetische, familiaire aanleg speelt daarbij een belangrijke rol. Dikke-darm en borst kanker komen nog al eens voor. De meeste gevallen van ellende komen echter door onvoldoende kwaliteit van de bloedvaten. Het probleem begint na je 55ste. In de evolutie is er nooit geselecteerd op bloedvaten kwaliteit na de 55. De mensen werden zelden 55 jaren oud en als ze het werden hadden ze al lang hun kinderen gehad en konden eventuele erfelijke aanleg, die eventueel niet optimaal was, rustig doorgegeven worden aan het nageslacht. Daarom zijn er enkele jaren geleden twee professoren geweest die pleitten voor een zogenaamde polypil, die iedereen na de 55 zou moeten nemen. Hun redenatie is, niet het feit dat je een pilletje moet nemen is onnatuurlijk, maar het feit dat je ouder bent als 55 is evolutionair-biologisch abnormaal. In deze pil zitten medicijnen, die de bloeddruk verlagen, tevens een cholesterol verlager (een zogenaamde statine), een kinderasperientje ( 80 mg salicylzuur = aspirine) en 4oo micr-gram folium-zuur. Het zou volgens mij het ei van Columbus zijn, maar niet iedereen staat te springen. De apotheek en de dokter hebben een aantal bedenkingen en de farmaceutische industrie nog veel meer.

Anders lusten de paters in Venray het kalf niet meer
Een veehouder in Ruinerwolde kreeg op twee Januari 2006, 800 euro boete omdat hij een doodgeboren kalf in de diepvries bewaard had en later aan zijn hond had opgevoerd. Toen ik vroeger in de praktijk was moest ik eens een kalf van de koe zagen bij een boer in de Vredenpeel. Voordat ik aan de zogenaamde embryotomie begon vroeg de boer aan mij, of ik geen ontsmettings middel wilde gebruiken, anders lusten de paters in Venray het kalf niet meer.

Is dè menneke van Gosses
Toen Twan nog klein was mocht hij met de tuinman het gras maaien. Toen ze eens aan het maaien waren kwam de eerder genoemde boer Kos, die jager was, hen tegen. Hij was gekleed als jager en droeg zijn geweer op de rug. Hij vroeg aan de tuinman, wijzend op roodharig Twanneke: “ is dè menneke van Gosses”? Het antwoord was bevestigend. Dan hettie zeker ziene loeëp verroest gehad toen ie hum schoot zei Kos.

Op kop ingeschote
Toen ik eens bij een boer kwam om een zieke koe te behandelen, kwam de zoon van de boer zenuwachtig naar me toe rennen. Kom toch gauw veearts zei hij, want onze vat zit tot an zien kneiën in de mestput. Waarom komt hij er dan niet uit vroeg ik. Dè kan ie nie , want hij is er op kop ingeschote zei de zoon.

Och val toch douwet
Iemand in Helmond ging rond voor de fanfare. Toen hij bij een oud vrouwtje kwam en vroeg of ze wat over had voor de fanfare zei het vrouwtje: vör de scharen? Neië zei de man vör de fanfare. O dus vör de scharen zei het vrouwtje. Och val toch douwet mi aw scharen zei de man. En gai mi aw fanfare zei het vrouwtje.

Jan kömt pas um half ein
In Helmond was de haan van de kerktoren scheef gewaaid. De pastoor wilde hem recht laten zetten, maar een zuinige kerkmeester was bang dat dat veel zou kosten en zei tegen de pastoor: lot den haan mar schif ston, der kömt toch host geen kiep mir in de kerk.
De pastoor vroeg aan de beunhazen Jan en Piet om in hun vrije tijd de haan recht te zetten. Tussen de middag kwamen ze en klommen bij de haan en zetten hem weer recht. Bij het naar beneden klimmen bleef Jan met zijn kleren achter de grote wijzer van de klok hangen. Toen Piet beneden was vroeg de pastoor waar Jan bleef. Piet antwoordde: Jan kömt pas um half ein.

Wat hebben we indertijd van de bakkers gehad?
verkopers van Coca-Cola kwamen bij de Paus en vroegen of in plaats van "ons dagelijks brood" niet coca-cola in het “onze Vader” kon gezet worden. De Paus wilde er eerst niets van weten, maar de verkopers bleven aandringen en boden een miljoen dollar aan. De Paus liet zijn secretaris komen en vroeg: Wat hebben we indertijd van de bakkers gehad?

Ge komt er èvengoe nie in
Iemand uit Helmond was altijd heel zuinig, of liever pinnig geweest tijdens zijn leven. Toen hij aan de hemelpoort kwam zei Petrus: ge komt er niet in vanwege aw pinnigheid.Was dè naaw zei de Helmonder en ik heb altijd meen kerkegeld op tijd betald. Dan zal ik het nog eens efkus vragen zei Petrus. Hij kwam even later terug en zei: Ge komt er èvengoe nie in, mar ge kriet aw geld wel terug.

Als dat maar niet verkeerd afloopt
Toen Grad uitgenodigd was, toen de bibliotheek is St. Anthonis geopend werd, vroeg de juffrouw, die het feest leidde aan Grad, of hij als oudste abonnee ook een woordje wilde zeggen. Grad voldeed aan dat verzoek, maar had niet in de gaten wat precies de bedoeling was. Hij dacht dat hij een mop moest vertellen. Nadat hij zijn keel geschraapt had, vertelde hij dat een boeren jongen uit Oploo al lang op zoek was naar een meisje, maar dat dat steeds niet lukte. Daarom plaatste hij een advertentie in de Boxmeerse krant. Dat was meteen een succes en hij ging direct naar de pastoor om een en ander voor het trouwen af te spreken. De pastoor vroeg hoe hij zo snel verkering gekregen had, omdat hij wist dat de jongen al lang op zoek was naar een vriendin. Hij zei dat hij met positief resultaat een advertentie in de Boxmeerse krant had gezet. De pastoor keek bedenkelijk en zei: Als dat maar niet verkeerd afloopt, want ik heb ook eens een advertentie in dat blad gezet voor een bromfiets. Maar ik heb er meer naast gelopen, dan ik er op heb gezeten.

Stil naw vadder, den dokter zal ut toch zeker beter weten dan gij
Toen dokter Luijckx, die huisarts in St. Tunnis was, met de praktijk begon, ging hij als pas afgestudeerde Amsterdams student, in Deurne vervangen. De toestand daar was op sommige plaatsen in de peel nog primitief kort na de oorlog. Hij werd geroepen bij een stervende oude man, die nog in een armoedige plaggen hut in de peel woonde. Toen hij binnen kwam zaten de dochter van de oude man, met de buurvrouwen bij de stervende man rozenhoedjes te bidden. Er werd weinig acht op de dokter geslagen en de dames bidden gewoon door. Plotseling hield de man op met ademhalen, een verschijnsel dat in medische termen “ Cheyne Stokes ademhaling” wordt genoemd. De stervende houdt dan even op met ademhalen om even later weer te beginnen. Omdat het, volgens de dokter wat te lang duurde en de dames gewoon doorgingen met bidden riep hij hard : vader is dood.Meteen toen de oude man weer begon te ademen zei de dochter: “ stil naw vadder, den dokter zal ut toch zeker beter weten dan gij”.

De verkens motten, zo as gullie zot zegge, anhawend nor de plee
Het Sint Tunnis dialect is soms moeilijk te verstaan. Dat realiseerde een boer zich ook toen hij een keer naar ons kwam om te zeggen dat zijn varkens ziek waren. Hij dacht, als ik zeg dat de varkens spellen, dan zal de vrouw van de veearts niet weten wat ik bedoel. Daarom zei hij : de verkens motten, zo as gullie zot zegge, anhawend nor de plee.

Grij bej Gosses gehald heb
Jantje E. had mest kuikens. Toen de kuikens eens ziek waren, kwam zijn zoon geneesmiddelen halen. Deze zoon had Arabisch op de universiteit gestudeerd en dat vond ik zeer interessant. Ik vroeg hem of hij de koran ook kon lezen. Hij vertelde me dat hij hem vlot kon lezen, maar dat je daar niks mee opschoot. Ik vroeg hem, wat hij daar mee bedoelde. Hij antwoordde : Dat is ongeveer hetzelfde als iemand uit Amsterdam, die het dialect van Sint tunnis geleerd heeft. Als ik hem vertel dat ik grij bej Gosses gehald heb en mit de fiets nor huus gebrocht heb. Dan wieëte de minsen in Sint tunnis, die mej kenne, dè de kuukes van onze vat ziek zien, mar dieje Amsterdammer wet nog niks.

Hej maidje hedde gai soms un boks, die an minne pens past
Een broer van B wilde zijn moeder bruskeren. Hij stond op de markt in Helmond en zag dat zijn moeder kort bij een kraampje, met enkele vriendinnen, stond te praten. In het kraampje stond een meisje dat goedkoop broeken verkocht, die kleine foutjes hadden. Hej maidje hedde gai soms un boks, die an minne pens past, riep hij hard naar het meisje, zodat zijn moeder hem kon horen. Het meisje antwoordde : hejer heb ik 'r ein, mar dor zit de gölp ten achterste vörre. Dè gif niks zei de broer, want as ik mot pisse goi ik altaid toch ten achterste vörre staon.

Ge wet noit wor 't goed vör is
Als ik vroeger bij de koeien van Sientje werd geroepen, kreeg ik na afloop van het veeartsenijkundig bezoek, altijd een kop koffie. Sientje stak echter niet onder stoelen of banken, waarom zij dat deed. Ze zei dan tegen mij: Ik gèf groeéte leuï altied un tas koffie, want ge wet noit wor 't goed vör is.

De luus zaten op ziene schouwer, mar ze durfde d'r nie an war
Toen ik Sjefke eens een compliment maakte, omdat hij, hoewel van eenvoudige afkomst het toch zover gebracht had, gaf hij toe dat zijn ouders inderdaad erg arm waren. Hij drukte dat als volgt uit: “onze vat was zo erm, de luus zaten op ziene schouwer, mar ze durfde d'r nie an war “.

Dan velt miër as de helft umliëg
Toen ik eens tegen Pietje K zei dat zijn vriend, die bij Stork in Boxmeer gewerkt had, geluk had gehad, omdat hij al zo jong met de VUT kon gaan en zich daarom helemaal aan zijn hobby's kon wijden, keek Pietje verwonderd. Hij zei: Hij is niet met de VUT, maar als ge in zien garage stot en ge roept hiël hard Stork dan velt miër as de helft umliëg”.

Vör 'n poond koffie smiet ik 'r iën op de wèreld
Als ik vroeger bij vrouw B kwam voor een zieke koe of een andere veterinaire bezigheid, wilde zij altijd graag een praatje maken. Terwijl we een kop koffie dronken vertelde ze mij dat een pater in de kerk gepreekt had, dat de moeders hun dochters goed moesten voorlichten als ze gingen trouwen. Of mijn vraag of zij dat ook deed antwoordde ze volmondig dat zij dat inderdaad bij alle dochters gedaan had. Ik zeg altied tègen de derren, as ze gingen trouwen: in 't begin is 't wel wa aarig, mar 't went op den duur vanèges. Toen ze bij een ander bezoek vertelde dat ze gehoord had dat mijn vrouw in verwachting was van haar eerste baby, wilde ze me gerust stellen, door te zeggen dat een bevalling wel meeviel. Ze had zelf tien kinderen gekregen en wist waar ze over praatte. Om me gerust te stellen zei ze tenslotte: 't het niks te betèkene, vör 'n poond koffie smiet ik 'r iën op de wèreld.

Drei hum mar in ow onderboks
Als vroeger een meisje dat ongetrouwd was een baby'tje verwachtte was dat een grote schande voor de betreffende familie. Daarom stuurde men dan zo'n meisje naar de vroedvrouwen school in Roermond. Als het baby'tje geboren was werd het voor adoptie aangeboden. De moeder ging weer naar huis en het heette dan dat ze een paar maanden ergens gediend had om het huishouden te leren. De dochter van Tontje was zoiets overkomen en was ook naar Roermond gegaan. Het was echter zo druk met adopties dat ze voor het zoontje van de dochter (ik zal gen namen noemen) geen pleegouders hadden kunnen vinden. Daarom kwam ze naar huis met het baby'tje op de arm. Grotmoen, die bij Tontje inwoonde was nog erg kwaad. Toen de dochter van Tontje vroeg aan grotmoen of ze ergens voor gezorgd had zoals luiers bijvoorbeeld zei grotmoen: Drei hum mar in ow onderboks, want die hedde toch gaar gen noeëdig.

Tontje had toch met zijn dochter te doen en was op zijn beurt weer kwaad op grotmoen. Toen ze hem enkele dagen later vroegen of bij hem ook alles verbrandde zei hij : Bei ons verbrandt ok alles behalve de brandnetels en ons grotmoen. ( het was gedurende de hete zomer in 1959 )

Onze jong leeit an kleptemanie
In St Anthonis woonde vroeger een familie, waarvan de zonen nog wel eens op het verkeerde pad gingen. Een van die jongens werd af en toe door de veldwachter gepakt omdat hij weer eens iets gestolen had. Hij kreeg dan een proces-verbaal of moest enkele dagen in de gevangenis. De vader van die jongen werd dat langzaam aan moe en deed zijn beklag bij de burgemeester. Hij zei ter verontschuldiging tegen onze pa: “Onze jong leeit an kleptemanie, mar dè zulde gei wel nie wete wa dè is”.

All risk verzekerd
Toen ik vroeger eens in de praktijk met mijn volkswagen bij het achteruit rijden een grote kan (tuit) melk omver reed, merkte de boerin op dat me dat geld zou kosten. De boer neutraliseerde deze opmerking door te zeggen: zon lui as Gosses zien allemol in Aarle-Rixtel verzekerd.

10 jonge tegeliek
Toen Kos zijn dochter op een gegeven moment met een vrijer thuis kwam, om hem aan haar ouders voor te stellen, vroeg haar vader wat voor iemand de jongen was. De dochter antwoordde en zei dat het een zoon van Grad de Haas uit De Graaf was. Mar wette gij wel zei Kos dè ennen haas wel 10 jonge tegeliek kan kriegen.

Zon leu hebben evvel ok noit zat
In 1959 hadden we een caravan gekocht en die stond hier voor de deur. Caravans waren toen nog vrij zeldzaam en dat was aanleiding voor Oma Gerrits om te zeggen: zon leu hebben evvel ok noit zat, now get Gosses ok nog friet verkopen.

t zien niks as opgeblaosde poppen
Toen in Sint Tunnis voor de eerste keer een film in het bondsgebouw vertoond werd was ik 6 jaar. De film ging over de negers in de missie, die bekeerd moesten worden. Bertus Mos, de doodgraver, was ook gekomen en keek ongelovig om zich heen. Na enkele minuten verliet hij het zaaltje onder protest zeggende: “t zien niks as opgeblaosde poppen”. Toen de Engelsen ons kwamen bevrijden kreeg hij een blikje sardientjes van hen. Hij vertelde: Ik kreeg iën tabaksdoeës, vis zei de kel.

n joar lang naks op 't kerplein get stoan
Tijdens de raadsvergadering in St. Anthonis bleef de voorzitter er op hameren dat er iets aan de zure regen gedaan moest worden. Een van de raadsleden geloofde echter niet dat zure regen een probleem was en vroeg aan zijn buurman, die kennelijk zijn ongeloof deelde : zou dat nu wel zo erg zijn met die zure regen? Het antwoord was; Als den burgemeister 'n joar lang naks op 't kerplein get stoan, kriegt ie nog minder binnen as mit enne zoeren herring.

Een pleister op enne houten poeét
Tijdens de ruilverkaveling in St. Anthonis kreeg een boer die een minicamping had een ver van zijn huis gelegen stuk grond in plaats van zijn bij zijn huis gelegen plekje. Hij kreeg wel twee hectares terug voor de één hectare die bij zijn huis lag. Dat was natuurlijk vervelend want nu kon hij de minicamping niet meer bij huis hebben. Omdat hij echter twee maal zoveel grond terug kreeg zei burgemeester Jans tegen hem dat dit toch een pleister op de wond was. Het antwoord van de boer aan de burgemeester was: ja een pleister op enne houten poeét.

Burgemeister of genne burgemeister betale zulde
De moto-cross was vroeger zeer bekend in St. Anthonis. Internationaal was de cross der Azen van groot belang, want veel wereld titels werden daar behaald. Er kwamen ieder jaar en soms wel twee maal per jaar duizenden bezoekers. In de begin jaren zestig werd in het voorjaar de cross der Azen gereden en in het najaar het wereldkampioenschap. In dat jaar kwamen er ongeveer 50.000 bezoekers naar St. Anthonis. In totaal hebben meer dan een half miljoen bezoekers over tal van jaren St. Anthonis bezocht.
In die tijd werd de Belg Rogier Decoster wereldkamioen en er waren alleen al meer dan 20.000 Belgen op het cicuit. Allerlei mensen in het dorp werden opgetrommeld om de toegang posten te bezetten en de kaartjes te verkopen en af te scheuren. Het was ook begin zestiger jaren dat burgemeester Schampers in Uden werd benoemd en Jan Jans in St. Anthonis burgemeester werd. Toen hij naar de motocross ging werd hij door de dienst doende man niet erkend en het hielp niet toen hij zei: Ik ben de burgemeester.
De man aan de wachtpost zei: Burgemeister of genne burgemeister betale zulde. We hebbe net er enne gehad, die mènde detie prins bernard was en die het ok betald.

We kanne toch moeilek allië vadder midden in de nacht loate komme
Harrie en Riek waren een Helmonds pas getrouwd stel, dat op huwelijks reis naar Ommel ging met de tent. Toen ze in Ommel waren aangekomen en de tent hadden opgezet zei Harrie: Ik ga efkes opbellen dè we goe zin angekomme. Dès goe zei Riek dan schreef ik vast de kaarte. Toen ze wat later in de slaapzak kropen klaagde Riek dè ze ut zo kaaw ha. Harrie zei : As ons moeder vrüger kaaw ha kroop onze vadder d'r dicht tegen an en dan was ze zouwe werm. Ja mer we kanne toch moeilek allië vadder midden in de nacht loate komme zei Riek.

[windmolen.jpg]Hoofdzakelijk over Jezus
Het is zaterdag morgen en zoals gewoonlijk draait de windmolen, die midden in Oploo staat. Dit doet me herinneren aan lang geleden toen ik op een morgen door het dorp reed om enkele zieke koeien te bezoeken. Twan, die al een half jaar naar de kleuterschool ging en bij me in de auto zat, was zeer verbaasd toen hij zag dat de molenwieken draaien konden. Hij riep kijk papa de molen draait. Ik zei Oploo is toch het dorp van de molens. We hebben een watermolen en een windmolen, heeft de juffrouw daar dan nog niets over verteld? Waar vertelt de juffrouw dan over vroeg ik een beetje verwonderd. Zijn antwoord was: hoofdzakelijk over Jezus.

Burgemeester: verwacht U ook een kind?
Vroeger had het wel iets chique als je een wat dikkere buik had. Het was een kwestie van welstand en men noemde het daarom wel een embonpoint wat een verbastering was van het Franse “en bon point” ( over een mooie puntbuik beschikken). Men noemde het ook wel een burgemeestersbuik. De burgemeester van St. Anthonis had ook zo'n buik en in de jaren 30 toen de grote crisis heerste was dat niet verkeerd. Het gemeente huis lag in St. Anthonis vlak tegen de school. Toen de school eens uitging en enkele mensen op hun kinderen stonden te wachten kwam de burgemeester uit het gemeentehuis lopen met de bedoeling thuis te gaan eten en tevens omdat het middag was een oog dicht te knijpen. Meester Verhelst zag de burgemeester tussen de wachtende ouders staan en vroeg aan de burgemeester: verwacht U ook een kind?, waarop de burgemeester antwoordde nee meester ik ben altijd zo dik.

Wel urst opnieuw in laten zègenen
Vroeger tijdens mijn KI tijd ging ik vaak met enkele boeren die verstand hadden van varkens op stap om een of meer beren te kopen. Een van de boeren was erg deskundig en had zelf varkens die door het stamboek hoog gewaardeerd werden. Daar waren de andere mannen jaloers op en de opmerkingen over hem waren bepaald niet vleiend. Hij deugde volgens de anderen niet en belazerde de zaak voortdurend. Toen ik op een bepaald moment mijn voet verstuikte bood de deskundige boer mij zijn wandelstok aan. Een van de andere boeren zei toen tegen mij: Als gij dië wandelstok gebruikt dan diende hem nog wel urst opnieuw in te laten zègenen.

Brief uit 1788
In de stamboom van de familie Goossens komen soms fraaie staaltjes van lang vervlogen steil tegen. Zo schreef Hendrien Goossens in 1788 een brief aan haar neef om hem te feliciteren met zijn burgemeesterschap van Roggel.

Mijnheer en zeer geëerde Neef.

Ick kan niet langer uitstellen Uedele te betoonen de vreugd die ick heb te verstaan de rechtvaardigheid, die men gedaan heeft aan Uedele verdiensten, verkoossen zijnde tot een van de eerste ampten van magistraat.
Die de eer hebben om Uedele te kennen, sullen ligtelijck begrijpen, dat de gemijnt welvaren, het voornaamste sal zijn van Uedele beesigheden.
Verseeckerunde dat niemand meer deel neemt aan hetgeen Uedele aangaet, als die de eer heeft te sijn met alle respect mijn Heer en seer geëerde Neef

Nunhem 28 mei 1788 Uedele ootmoedige geaffecteerde night en dienaresse

Hendrien Goossens.


Dur zal warskainlijk niks van komme
Kende gullie de neie veejarts Bertels? Was dè naaw zulde gullie zegge den awe veearts zulde mène. Jawel mar toen ie oit Helmund hejer in Sintunnis kwaam zin ze de neie veejarts en dorum zeg ik dè naw ok mar.
Hullië vadder waar laang geleje vanuoit Hollaand nor Helmund verheusd umdettie dor un bantje ha gekrigge as leiraar teikene an dein of dander school. Dè verheuze war een heil werk gewist, temeir umdettie toe al un dil jong ha. Mar den bürman wor ze nève kwame wonne ha zun best geholpe. Zoë zin ze naw ok wel wir in Helmund, dè maag gerust ok us gezi worre.
Toen hullië vadder un schilderai op wilde hange krig ie in de gatter dètie gin naggels mir ha. Den bürman zin: As ge gaauw bènt kande nog vur den donkere nei naggels hoale, vat menne fiets mar. Dè din hullië vadder en hai fietste zo gaauw as ie kos noa de wenkel. Umdettie in de wenkel wa laang mos waachte waar ut allenkskus donker geworre, toen ie wir op huis an di. Onderweges hieuw de veldwaachter hum an en zin: Halt gai kriet ein pressesverboal um degge zonder leegt fietst en ok nog an de verkeirde kaant. De veldwaachter viet zun buukske lekte us an zun potloat en schrif ut ein en ander op.
Gullie kaant zeker wel begraipe dè hullië vadder koi zin ha toen ie wir thois kwaam. Net in Helmund en dan al un prosses verboal dè zodde ok niemus nie gunne wonie? Toen ie ut den bürman vertelde zin die: Ja mer dè hi in Helmund niks te beteikene. As ge van de veldwaachter un prosses verboal kriet moette Sotterus noa de mert goan en dan gifde hum ein dowwes sigarre. Nie zowwe mar gève naturlijk, zin ie, mar ge vat ur uurst zelf ein en dan zegde : velwaachter ok ein sigaar? As ie er dan ein vet dan zègde gai: Och vat ok de heil dowwes mar.
Hullië vadder kos dor uurst ginne keeik op kreejge mar hai daacht as dè heejer de gewont is dan vuroit mer. Toen ie sotterus no de merret ging kwaamp ie de veldwaachter tege en viet hai aiges ein sigaar en vroeg de veldwaachter of ie er ok ein wo.Toen de veldwaachter dur ein viet zin ie: Och vat ok de heil douwes mar, net zoas den bürman ut hum gezeet ha. De veldwaachter viet de douwes en stook ze in zun binnetes. Hai leejp toen gewoën dur en keek net of ie overal schait an ha.
Naw kande gullie zeker wel begraipe dè hullië vadder zun aige un sort schamde. Uurst un presses verboal en naw nog ein douwes siggarre kwait, hai hagget ok nie koier kanne treffe wonie? Toen ie mi zunne fiets op hois an ging kwaam ie bai de slagbom den veldwaachter tege. Den veldwaachter hiew hum an en zin zaagjes in zun owwer: Dur zal warskainlijk niks van komme.

Dan scheidt er eens uut mit klappen
Als je vroeger naar de kerk ging op Zondag, kwam er soms een pater die een tijd lang in de missie was geweest. Hij schilderde de armoede die er in Afrika heerste en vertelde dat veel mensen van honger stierven.
Op een keer was er in St. Anthonis een pater die van af de preekstoel luid de ellende in Afrika verkondigde. Hij maande de mensen aan om geld in de schaal te doen, want de opbrengst was voor Afrika bestemd.
In zijn ijver klapte hij in zijn handen en riep: “weet gij wel dat telkens als ik in mijn handen klap er een kind in Afrika sterft”.
Dan scheidt er eens uut mit klappen riep iemand die het niet helemaal begrepen had.




Comments: Post a Comment

<< Home

This page is powered by Blogger. Isn't yours?