Monday, July 20, 2009
TUBERCULOSE
de Nederlandse arts Franciscus de la Boë Sylvius
Rechts: koeien met een das in de weide.
TUBERCULOSE
Het voorkomen van tuberculose is al zeer lang bekend. Bij mummies uit Egypte, maar ook uit vondsten in India blijkt dat duizenden jaren voor Christus de ziekte al moet hebben bestaan. Al 460 jaren voor Christus schreef Hippocrates over phtisis, dat uit het Grieks vertaald, consumptie of vertering betekent. In het Engels wordt TBC nog vaak consumption genoemd, maar het Nederlandse woord “de tering” wordt tegenwoordig slechts zelden gebruikt. Het lichaam, dat door TBC wordt aangetast teert als het ware langzaam weg. De Nederlandse arts Franciscus de la Boë Sylvius (1614-1672) was de eerste die de knobbeltjes in de longen van tuberculose patiënten in direct verband bracht met de ziekte.
In 1699 ontdekten men in Italië dat TBC besmettelijk was. Het was pas in 1865 dat een Franse arts, Jean Antoine Villemin met tuberculeus materiaal van de mens, een rund kon besmetten en daarna van het rund naar een konijn kon overbrengen. Zo werd het voor het eerst duidelijk dat een micro-organisme voor de ziekte verantwoordelijk was.
Sinds het einde van de negentiende eeuw kwam tuberculose meer in de belangstelling en van 1888 tot 1988 wordt wel the century of bovine (runder) tuberculosis genoemd.
Het was de verdienste van de Duitse arts, Robert Koch (1843-1910), die in 1882 de oorzaak van TBC ontdekte. In 1905 kreeg hij hiervoor de Nobel prijs. Koch wist reeds dat er verschil bestond tussen de humane en de bovine bacterie. Eerder was dit onderscheid niet bekend. De TBC bacterie behoort tot de familie mycobacteria.
Er zijn drie soorten mycobacteria namelijk Mycobacterium tuberculosis (het hoofdzakelijk bij de mens voorkomende type), vervolgens de wat meer zoonotische (bij meerdere diersoorten voorkomend) mycobactrium bovis en tenslotte het wat meer specifieke mycobacterium avium (vooral bij pluimvee voorkomend).
In 1890 maakte Koch een extract van de bacterie met glycerine om als vaccin te gebruiken. De resultaten waren echter teleurstellend. Het mengsel werkte niet als entstof maar werd later wel gebruikt als middel om de diagnose TBC te kunnen stellen. Men noemde het gezuiverde mengsel tuberculine. De tuberculine werd later nog meer gezuiverd en men noemde dat product Purified Protein Derivate (PPD).
De Oostenrijkse kinderarts Clemens Peter Freiherr von Pirquet (1874-1929) was de eerste die tuberculine gebruikte om TBC aan te tonen. Hij maakte krasjes op de huid en smeerde die in met tuberculine. Als de mensen TBC hadden reageerden ze allergisch op de tuberculine in deze huidwondjes. Von Pirquet gebruikte voor het eerst het woord allergie dat reactie op vreemd materiaal betekent. In 1929 werd hij hoogleraar aan de Johns Hopkins universiteit in Baltimore. Na zijn terugkeer naar Oostenrijk pleegde hij met zijn vrouw zelfmoord in 1929.
De Fransman Charles Mantoux perfectioneerde de methode van Pirquet in 1907 door een-tiende cc. tuberculine onderhuids in te spuiten en na enkel dage te zien hoe de huid hierop reageerde.
In 1906 werd door Albert Calmette en Camille Guerin van het instituut Pastuer in Lille, de verzwakte en aangepaste bacterie als vaccin gebruikt bij proefdieren en in 1921 voor het eerst bij de mens in Frankrijk. Door vooral nationale arrogantie gehinderd, werd het vaccin pas na de tweede wereld oorlog ook in Amerika, Engeland, Duitsland en Nederland gebruikt.
Men noemt de enting BCG enting (Bacterie Calmettet- Guerin) Deze enting was tot voor kort in veel landen bij kinderen verplicht zoals in Frankrijk, de Scandinavische landen en Iran. In Frankrijk is de verplichting in 2007 afgeschaft. Er is nog steeds veel discussie over de bruikbaarheid van het BCG enten tegen tuberculose.
In 1946 ontdekte men dat het antibioticum streptomycine bruikbaar was tegen TBC. Omdat er al snel resistentie ontstond tegen streptomycine, werd daarna meestal gebruik gemaakt van meerdere antibiotica die gelijktijdig werden ingespoten.
Tegenwoordig treft men wel gevallen aan waarbij de TBC bacterie multiresistent is tegen antibiotica. Vooral in landen waar veel AIDS/HIV heerst zoals in Sub-Sahara Afrika is dit een gevaarlijke ontwikkeling. Ook zonder deze multiresistente TBC bacterie sterven nu al jaarlijks twee tot drie miljoen mensen aan tuberculose.
In 1917 was 1 op de 20 koeien in Amerika met TBC besmet. Van de Amerikanen die besmet waren, was in 20% van de gevallen de runder tbc bacterie verantwoordelijk, meestal tengevolge van het drinken van verse melk (niet gepasteuriseerd). In 1940 was het rundvee in Amerika praktisch TBC vrij. Nadelig is echter dat veel in het wild levende dieren drager van de TBC bacterie zijn, zoals rendieren (moose), lynxen herten schapen enzovoort. (wildlife reserve). In Engeland spelen dassen op dit gebied een vervelende rol. Koeien die in de weide lopen kunnen in dergelijke landen, waar veel dieren nog in het wild rondlopen, makkelijk besmet worden.
In Nederland werd na de tweede wereldoorlog gestart met de TBC bestrijding van het rundvee. Door gebrek aan dierenartsen direct na de oorlog werd deze bestrijding meestal door veterinaire studenten uitgevoerd. Ik was in 1946 in Utrecht begonnen met de studie veeartsenijkunde. In de winter, als de dieren op stal stonden, nam ik ook deel aan deze bestrijding. In de eind jaren veertig en begin vijftig waren veel koeien besmet met bovine TBC. Omdat het althans in Oost Brabant bij de veehouders gewoonte was om koemelk vers te drinken, was tuberculose van het bovine type vooral bij kinderen geen zeldzaamheid. Vooral tuberculose meningitis kwam nog al eens voor. Later bleek de enting van Calmette en Guérin vooral bij kinderen tegen tuberculeuze meningitis redelijk goed te helpen, maar tegen longontsteking door de TBC bacterie in veel mindere mate. Wij tuberculineerden de koeien en keken na twee dagen of er zwelling was. Voor het tuberculineren gebruikten we de Mantoux test. Er wordt ongeveer een-tiende milliliter subcutaan ingespoten. In het begin direct na de oorlog werd vooral in Friesland de tuberculine in de ogen gedruppeld en gekeken of de dieren in de ogen reageerden. Was de zwelling positief dan werd sputum afgenomen. Dat ging als volgt. Men hield de handen tegen de neusgaten van de koe. De koe kreeg het benauwd en hoestte dan. Je stak direct een steel waaraan een klein bekertje op het eind zat in haar bek en als ze dan slikte kwam vaak het opgehoeste sputum in het bekertje. 's Avonds werd dan bij de veearts thuis het sputum onderzocht met de microscoop. Het sputum werd eerst tussen twee voorwerp-glaasjes uitgesmeerd en daarna even in de spiritus vlam gedroogd en gesteriliseerd. We gebruikte dan de zuurvaste Ziehl-Neelsen kleuring en je ziet dan eventuele TBC bacteriën roodgekleurd in het preparaatje. Het was een primitieve en achteraf gezien een onverantwoorde manier van doen.
Ondanks dit primitieve gedoe bleek ik toch nog negatief op de tuberculinatie te reageren en werd ik daarom met de methode Calmette et Guérin ingeënt. Toen ik in 1954 mijn praktijk in Oploo begon was de TBC bij de koeien praktisch verdwenen. Wel vonden we af en toe dieren die aspecifiek op de tuberculinatie reageerden. We tuberculineerden dan opnieuw met zowel bovine als aviaire tuberculine. Reageerden de koeien op beide tuberculinaties hetzelfde dan bleek dat de reactie niet specifiek was en kon verder verwaarloosd worden. In de zestiger jaren werd de algemene TBC bestrijding afgeschaft. Tegenwoordig worden alle geslachte dieren gecontroleerd op TBC. Omdat alle runderen met oorflappen geïdentificeerd zijn kan de oorzaak snel worden opgespoord.