Saturday, October 07, 2006

 

BLOEDCELLEN



De T cel staat in contact met de macrofaag. en geeft aan de B cel door welke antistof ze moeten maken. De antistof vernietigt vevolgens de bacterie.
Rechts: een normale B cel (plasma cel) tussen rode bloedcellen.


Omdat enkele mensen gevraagd hebben wat zijn nu eigenlijk plasmacellen en plasmacytoomcellen volgt hier een stukje biologie les over het bloed (voor de liefhebbers).

BLOED

Het bloed bestaat uit het bloedserum of bloedplasma, waarin de bloedcellen zijn opgelost. Het serum bestaat uit water, waarin een aantal stoffen zijn opgelost. Vooral bepaalde eiwitten en zouten zijn van belang, om biologische processen optimaal te laten verlopen.

De verschillende bloedcellen vormen zich uit zogenaamde adulte stamcellen die zich hoofdzakelijk in het beenmerg bevinden. Deze stamcellen kunnen zich tot rode bloedcellen ontwikkelen, die vooral van belang zijn voor het transport van zuurstof in het lichaam. Rode bloedcellen hebben in tegenstelling met witte bloedcellen geen kern. Ook bloedplaatjes die een rol spelen als het bloed stolt, worden gevormd uit de stamcellen en missen ook een kern.

De witte bloedcellen (leukocyten), waarvan er verschillende soorten zijn, ontstaan ook uit dezelfde stamcellen uit het beenmerg, maar soms ook uit andere zogenaamde lymfoïde organen zoal de thymus (zwezerik).

Er zijn drie verschillende soorten witte bloedcellen (leukocyten), die kleine korreltjes bevatten en die daarom ook wel granulo-cyten genoemd worden. Afhankelijk hoe ze zich met behulp van kleurstoffen kleuren onderscheidt men eosinofielen, basofielen en neutrofielen leukocyten.

Eosinofiele leukocyten.

De korreltjes in de eosinofiele witte bloedcellen (leukocyten) kleuren zich rood met de rode kleurstof eosine en zijn dan onder de microscoop van ander granulocyten te onderscheiden. Normaal bestaat ongeveer 3 % van de leukocyten uit eosinofielen. Als er een besmetting met parasieten plaats vindt verhoogt het aantal eosinofiele leukocyten. De korreltjes scheiden dan stoffen af, die giftig zijn voor de parasieten. Als er een storing in deze afscheiding plaats vindt kan dat allergische reacties veroorzaken en astma is hiervan een voorbeeld.

Basofiele leukocyten

De korreltjes van de basofiele leukocyten kleuren zich onder de microscoop met bepaalde basische kleurstoffen blauw. Deze cellen bevatten histamine dat een rol speelt bij allergische reacties. Bovendien maken ze stoffen, die een rol spelen bij ontstekingen, zoals de zogenaamde cytokines en prostaglandines. Ongeveer één procent van de witte bloedcellen bestaat uit basofiele leukocyten

Neutrofiele leukocyten

De neutrofiele leukocyten komen het meest voor in het bloed. Ze kleuren onder de microscoop zacht rose met de kleurstoffen eosine en hematoxyline. Het zij fagocyten (cel-eters), die bij ontstekingen, vooral door bacteriën veroorzaakt buiten de bloedbaan gaan en op de plaats des onheils de bacteriën vernietigen. Ze nemen dan in aantal sterk toe en als er na een ontsteking een abces ontstaat bestaat de pus (etter) hoofdzakelijk uit neutrofiele leukocyten.

Behalve de bovengenoemde granulocyten zijn er ook nog wittebloedcellen (leukocyten) zonder korreltjes. Men noemt ze monocyten en lymfocyten.

De monocyten zijn rond of ovaal van vorm en hebben een duidelijke kern. Ze dringen in de weefsels en afhankelijk van het weefsel waar ze terecht komen vormen ze verschillende types macrofagen ( letterlijk betekent dit grote vreters) Ze pakken lichaamsvreemde stoffen aan door productie van antistoffen en fagocytose ( inhullen van bijvoorbeeld bacteriën). De monocyten spelen ook een rol bij aderverkalking ( atheromatose).

Dan zijn er nog de belanrijke groep van lymfocyten, die men onderscheidt in grote en kleine lymfocyten. De lymfocyten spelen een grote rol bij het immuniteitssysteem van mens en dier.

De grote lymfocyten worden wel de “natural killers” genoemd, omdat ze rechtstreeks lichaamsvreemde cellen aanvallen. Vooral bij transplantaties van lichaamsvreemd materiaal, zoals een hart of een nier speelt dat een rol.

De kleine Lymfocyten

Men onderscheidt B lymfocyten en T lymfocyten, vaak B cellen en T cellen genoemd. Als nu bijvoorbeeld een bacterie in het lichaam komt, wordt de bacterie door een macrofaag (vreetcel) als het ware opgegeten. De T cellen zijn nauw met de macrofagen verbonden en geven een sein aan de B cellen tegen welk vreemde stof ( antigeen) ze antistoffen moeten maken. De B cellen gaan zich delen en vormen tenslotte de zogenaamde plasmacellen. Deze plasmacellen maken alleen maar antistoffen tegen een bepaald antigeen zoals een bepaalde bacterie of virus bijvoorbeeld ( monoclonale antistoffen). Het kan nu gebeuren dat de plasmacellen gaan ontaarden door een fout in het DNA van de celkern, waardoor plasmacellen ontstaan die een antistof gaan maken, die eigenlijk geen doel heeft, maar die door deze ontaarde voortwoekerende cellen worden gemaakt. Er bestaat geen normaal opbouw en afbraak van deze ontaarde plasmacellen meer en ze vermenigvuldigen zich ongeremd. Men noemt ze plasmacytoom cellen. Deze cellen worden in het beenmerg gemaakt en omdat ze gaan woekeren tasten ze het bot aan en verdringen tevens de opbouw van andere soorten bloedcellen. Het begint meestal in het merg van een bot bijvoorbeeld een wervel. Het kan een wervel zijn, maar ook in het merg van een ander bot zoals het bekken of een pijpbeen van de ledematen. Als slecht één bot is aangetast spreekt men van een plasmacytoom. Zijn de plasmacytoom cellen uitgezaaid naar ander merg van de botten dan spreekt men van een multipel myeloom ( meer merg is dan ontaard) of ook wel van de ziekte van Kahler. De plasmacytoom cellen maken zoveel van het niet functionele antistof, dat men het in bloed en urine kan aantonen en men noemt deze eiwit stof para-proteïne. Soms functioneren de plasmacytoom cellen niet normaal meer en maken brokstukken van het para-proteïne. Men spreekt dan Van Benz-Jones eiwit, dat in de urine kan worden aangetoond.






Comments: Post a Comment

<< Home

This page is powered by Blogger. Isn't yours?