Wednesday, November 23, 2005

 


Links: Anthonius met varken en bel

Rechts: De bekoringen door de duivels van de heilige Anthonius, links onder een patiënt met Anthonius-vuur.( schilderij van Matthias Grünewald in Colmar)






Omdat er in de tiende en elfde eeuw zeer veel mensen in vooral Zuid-Frankrijk aan het Anthonius vuur leden, werd er een nieuwe orde van monniken gesticht, afkomstig van de Benedictijnen. Het waren aanvankelijk leken broeders, die van dorp naar dorp trokken met hun primitive instrumenten. Zij amputeerden de aangetaste ledenmaten en branden de zo ontstane wonden dicht, zodat de patiënten konden blijven leven. Als dat niet gebeurde, gingen ze immers aan het steeds verder gaande koudvuur van de ledenmaten dood. De orde werd opgericht in 1093 en de broeders werden Antonieten genoemd ( in het frans Antonins). Later werden er ook priesters lid van de orde, waaronder er in die tijd enkele uitblonken door hun kennis van geneeskunde en andere wetenschappen.

De orde werd opgericht in de Dauphiné in Zuid Frankrijk, door de edelman Gaston de la Valloire, wiens zoon aan het Anthonius-vuur geleden had en die, naar de mening van de edelman, op voorspraak van de heilige Anthonius genezen was. De heilige Anthonius (251-356), ook wel Anthonius de Egyptenaar genoemd, was een asceet die als kluizenaar leefde in de woestijn. Hij vastte streng en kastijdde zichzelf, zoals in die tijd ook bij Christenen te doen gebruikelijk was. Omdat bisschop Athanasius zijn leven in het Grieks beschreven had en deze geschriften bewaard gebleven zijn, was Anthonius de meest populaire heilige in de vroege en late Middeleeuwen. Hij was de patroon van alle denkbare ziektes en vanzelfsprekend ook van moederkoren vergiftiging (ergotisme). Ook is hij de stamvader van alle monniken-ordes.

De edelman Jocelin bracht de overblijfselen (relequien) van Anthonius uit Constantinopel mee naar Frankrijk, toen hij van de kruistocht terug kwam in 1070. De bisschop van Vienne had de broeders ( ook wel hospitaliers genoemd) in 1208 een kerk laten bouwen in het plaatsje wat nu St. Antoine l'Abbaye (en Isère) genoemd wordt. In 1227 werd de orde door de kerk goedgekeurd, als zijnde een orde die aan de regels van de heilige Benedictus voldeed. Paus Bonifacius VIII (1294-1303) gaf de broeders in 1297 toestemming, om op die plaats een abdij te bouwen en ook nu nog kan men deze bezoeken en het gereedschap zien, dat de broeders gebruikten tijdens hun zwerftochten, die zich over heel Europa tot in de Scandinavische landen toe uitstrekten. Ook de overblijfselen van Anthonius (of wat daar voor moet doorgaan), die de edelman Jocelin had meegebracht, worden in de kerk van de abdij in een grote sarcofaag bewaard.

Omdat de abdij op de bedevaart-route naar Santiago de Compostella lag, hadden de broeders het dak van de abdij rood geverfd, zodat de pelgrims konden zien dat ze daar terecht konden, als ze aan het Anthonius vuur leden. De paus had de broeders toestemming gegeven (dispensatie) om varkens in de steden en dorpen in de buurt vrij te laten rond lopen, zodat ze van de etensresten, die toen gewoon door de deur naar buiten werden gesmeten, konden eten. De varkens droegen een bel, zodat men kon zien dat ze van de broeders waren. Bovendien konden de rijke boeren een aflaat verdienen, als ze de broeders granen gaven, waarvan ze brood konden bakken. Vanzelfsprekend was dat geen rogge, want dan waren het geen rijke boeren geweest. Als nu de patiënten bij de broeders in het klooster kwamen kregen ze varkensvlees en bijvoorbeeld tarwe brood te eten. Bovendien werden de aangetaste ledematen gefatsoeneerd. Vanzelfsprekend had een en ander wonderbaarlijke genezing tot gevolg, dat geweten werd aan de voorspraak bij God van de heilige Anthonius, die naar de toenmalige opvattingen, boven in de hemel een potje kon breken. Het was dan ook niet verwonderlijk, dat er in relatief korte tijd 370 van deze klooster-hospitalen werden opgericht, waaronder bijvoorbeeld een in Maastricht. Ook in Den Bosch stonden de broeders in zeer hoog aanzien. In de Diepstraat was een hospitaal, een zogenaamd gasthuis door de broeders gebouwd.In 1686 werden de laatste bezittingen overgedragen aan de kerk en rentmeesters van de St. Jan. Straten als het Antoniusstraatje, Anthonie-brug en Bastion St. Antoine herinneren nog aan de broeders.

In 1676 ontdekte de Franse dokter Thaillier, dat moederkoren de verwekker van het Anthonius-vuur was, maar het duurde toch nog vele jaren, voordat dit algemeen aanvaard werd. In 1783 werd de orde van de Antonieten, ook wel Antonianen genoemd opgeheven, omdat ze niet langer hun heilzaam werk hoefden uit te oefenen. Ook nu nog wordt de heilige Anthonius afgebeeld met een varken en een bel aan zijn T-vormige staf, hoewel hij waarschijnlijk zelf nooit een varken of een bel onder zijn hoede heeft gehad.


This page is powered by Blogger. Isn't yours?