Wednesday, October 05, 2005
Links: Helicoverpa amigera, waarvan de rups enorme schade in Australië aan de katoen aanricht.
Rechts: Bacillus Thuringensis met spore
MODERNE GENETISCHE MODIFICATIE ( GM )
De bekendste voorbeelden van GM zijn de biotechnische bestrijding van de bolworm bij katoen en maïs het gebruik van maïsplanten en soja die immuun zijn tegen het onkruid bestrijdingsmiddel glyfosaat ( Round up).
In landen waar veel katoen verbouwd wordt heeft men vaak last van de rupsen van bepaalde insecten die bolwormen genoemd worden. De bolworm is de larve (rups) van een bepaalde mot, (helicoverpa) die in de katoenvelden leeft en zich daar voortplant via de rupsen die op de katoenplant leven. Er moeten enorme hoeveelheden giftige spuitmiddelen gebruikt worden om deze diertjes te bestrijden en ermee gepaard gaat een erbij passend gebruik van diesel of benzine voor de sproei werktuigen en ( of ) de sproeivliegtuigen. Hierbij hoort weer een extra hoeveelheid CO2 gas die minder gewenst is.
Een bepaalde bacterie Bacillus Thuringensis genaamd, produceert een zogenaamde Bt-eiwit waar de bolwormen niet tegen kunnen. Het gen, dat de blauwdruk van dit eiwit bevat wordt nu via genetische modificatie in de katoenplant gebracht en de plant produceert nu zelf het Bt-eiwit. In Amerika, Argentinië en China, worden deze planten op grote schaal gebruikt.
China is de grootste producent en verbruiker van katoen. Meer dan 15 % van de katoen wordt jaarlijks vernield door de bolwormen. Daarom wordt nu al 35 % ( 1,5 miljoen hectares ) van alle katoen met transgene katoen gepland. Dat betekent 80 % minder gebruik van insecticiden en 90 % minder gevallen van pesticide vergiftiging van mensen. In 2001 stierven 500 mensen in China aan pesticide vergiftiging en een veel groter aantal had ziekte verschijnselen. Vooral voor de meer dan een miljoen kleinere boeren, die gemiddeld maar over een hectare grond beschikken was het een uitkomst, mede omdat de overheid het zaaigoed beschikbaar stelde. Het inkomen van deze boeren steeg met meer dan 25 %.
Het nadeel is dat op den duur wellicht de katoenplant immuun wordt tegen het Bt-eiwit, maar dat geldt ook voor de traditionele insecticiden. Daarom kweekt men ook wel onvruchtbare mot mannetjes door gene-silencing, die men dan op de katoenvelden loslaat. Het gevolg is dat er veel minder bolwormpjes geboren worden.
Een zelfde methode van transgenese wordt ook toegepast tegen de Colorado kever bij aardappelen.
In Australië werd in de tachtiger en begin negentiger jaren een enorme schade aan katoen aangericht door de rupsen van de mot met de naam helicoverpa. Zeer veel insecticiden moesten worden gebruikt, die tot gevolg hadden dat ongeveer 300 andere insectensoorten bestreden werden, waarvan sommigen een nuttige functie hadden. Op dit ogenblik is 30 % van de katoen in Australië genetisch getransformeerd met een gen dat een toxine vormt, dat dodelijk is voor de rupsen. Men verwacht dat binnen twee jaar 80 % van de katoen in Australië transgeen zal zijn.
In Amerika is meer dan de helft van de katoen transgeen en er wordt zo jaarlijks 1,8 miljoen liter aan insecticiden bespaard.
Een bekend voorbeeld van genetisch modificatie is de transgene soja plant die resistent gemaakt is tegen glycofosfaat (roundup), een onkruidverdelgingsmiddel dat al sinds 1966 op de markt is. Men kan nu ongeveer 30 % aan bestrijdingsmiddelen besparen. Meer dan de helft van de soja in Amerika is al sinds het jaar 2000 transgeen.
In het tijdschrift Journal of Animal and Feed Sciences,11, 2002, wordt gezegd dat indien in de Europa 50 % van de maïs, koolzaadolie, suikerbieten en katoen uit GM variëteiten zou bestaan, het verbruik van pesticiden met 14.5 miljoen kg zou kunnen afnemen. Ook zou het een besparing van 20,5 miljoen liter diesel betekenen en een daarmee gepaard gaande vermindering van 73,000 ton kooldioxide.