Wednesday, June 29, 2005
HET GELOOF IN GOD ALS INTELLIGENT DISIGNER
INLEIDING
De kennis over het heelal is de laatste jaren spectaculair toegenomen. Vooral de Hubble space telescoop, die zich sinds 25 april van dit jaar 15 jaren buiten onze dampkring bevindt, heeft met zijn meer dan 700,000 foto's, veel aan deze kennis bijgedragen.
HUBBLE SPACE TELESCOOP
Wij weten nu dat ons zonnestelsel een deel is van een melkwegstelsel ( galaxie ), dat volgens de laatste gegevens meer dan vierhonderd miljard van deze zonnen bevat. ( 1 ) Men moet zich een melkwegstelsel voorstellen als een zeer grote verzameling van sterren, die in een plat rond vlak gelegen zijn. In het midden van “de schijf” zijn uitstulpingen met een concentratie van sterren ( zonnen ) en in het midden een zwart gat. Men stelt de vorm van ons melkwegstelsel wel voor als twee spiegeleieren die tegen elkaar liggen. Het zwarte gat van het melkwegstelsel heeft een radius van ongeveer 7,7 miljoen km. ( tweemaal de afstand van de aarde naar de maan)
Door de zwaarte kracht blijft het melkwegstelsel zijn vorm behouden, omdat de “schijf “ rond draait en de middelpunt vliedende kracht met de onderlinge aantrekkingskracht van zonnen en planeten in evenwicht is. De lengte van de middellijn van deze galaxie heeft een afstand van 100.000 lichtjaren. Hierbij moet men bedenken dat licht, wat de snelheid betreft, gedurende een seconde zeven maal om de aarde snelt. Als men een kaart zou maken van het melkwegstelsel ter grootte van de verenigde staten van Amerika, dan nog zou de aarde hierop niet met het blote oog te onderkennen zijn.
Melkwegstelsel
De zon ligt op een afstand van tweederde vanaf het centrum van de middellijn op ongeveer 26,000 licht jaren van het galactisch centrum, op een van de spiralen die van het centrum uitgaan. Er zijn in het heelal, waarvan de leeftijd op 13,7 miljard jaren geschat wordt, meer dan honderd miljard van deze galaxies, waarvan sommige groter en andere kleiner zijn dan ons melkwegstelsel.
Er zijn nu sterren, die meer massa hebben dan de zon. De vier grootste sterren van ons melkwegstelsel zij 1500 maal groter dan de zon en ongeveer 25 keer zo zwaar. Het zijn nieuw ontstane sterren en ze zijn nog maar ongeveer 10 miljoen jaar oud. De ster die Eta Carinae wordt genoemd is 120 keer zo zwaar als de zon.
Het melkwegstelsel draait om zijn as. Afhankelijk van de plaats heeft een ster een bepaalde snelheid. Zo beweegt ons zonnestelsel met een snelheid van 220 km. per seconde. Vanwege de onmetelijke afstand duurt het toch nog 240 miljoen jaren om een ronde te maken
The wise man looks into the space, and does not regard the small
as too little, nor the great as too big; for he knows that
there is no limit to dimensions.
Lao-Tse. Chinese philosopher
founder of Taoism, 6th century B.C.
HET GODSBEGRIP “INTELLIGENT DISIGNER”
Als men bovenstaande gegevens serieus op zich in laat werken zal men beseffen dat, indien dit alles eventueel een Schepper of ontwerper ( intelligent designer ) zou hebben gehad, dat deze dan niets menselijks kan hebben. Het heelal en ook alleen de aarde al, zijn van een zo grote complexiteit, dat ons verstand nooit kan begrijpen hoe een en ander ontstaan is of extremer gesteld, gemaakt kan zijn door iemand. Onze geëvolueerde hersenschors is niet in staat om dat te kunnen begrijpen en het is er mee, hoewel in omgekeerde volgorde, als met oneindigheid, waarvan ons verstand zegt dat die nooit kan bestaan, terwijl we weten dat ze toch bestaat.
Zo kan men iemand die zeker weet dat er een schepper is, vergelijken met iemand die zeker meent te weten dat God niet bestaat ( atheist ). Beide opvattingen zijn irreëel, omdat ze buiten de mogelijkheid vallen om dat te kunnen begrijpen. Het enige wat de mens verstandelijk kan vaststellen is het feit dat zijn verstand tekort schiet om dit mysterie te begrijpen. Het woord agnost, dat “niet weten” betekent, is hier eerder op zijn plaats. Rest ons de verwondering en bewondering voor de dingen die we rondom ons zien en waar wij zelf deel van uit maken.
In dit verband moet ook het antwoord van de Amerikaanse onderzoeker Boman gezien worden toen hij tijdens een interview vertelde dat de structuur van het heelal veel overeenkomst vertoonde met de opbouw van moleculen en atomen. Op de vraag van de interviewer of hij in God geloofde antwoordde hij met een verwonderd gezicht : Is dat wat ik vertel dan nog niet God genoeg.
De eerste mens die hier iets van begreep, was de Egyptische Pharao Amenotep IV, de toekomstige Echnaton, die in de dertiende eeuw voor Christus leefde. Hij begreep dat de schepper van alles wat hij om zich heen zag, niet kon bestaan uit een aantal goden en geesten. Hij was de eerste die zijn onderdanen verplichtte alle afbeeldingen van goden te vernietigen ( iconoclasme ), omdat een afbeelding van een God van de veronderstelling uitging dat men wist wie de almacht in handen had. Als er dan een God was, dan was die niet voor te stellen, maar het kon er dan in ieder geval altijd maar één zijn ( monotheïsme ).
Hij projecteerde dat agnostische begrip op de zon, omdat de zon voor hem het meest pregnante natuurverschijnsel was en een zichtbaar en realistische verklaring voor het ontstaan van het leven op aarde. Omdat het moeilijk was om iets te vereren wat onbegrijpbaar is beschouwde hij zichzelf als de zoon van de zon en was zelf dan ook God. Hij noemde zich Echnaton, dat zoon van de zon betekent.(2) (Aton betekent zonneschijf). Omdat de Egyptenaren zoveel aan de zon te danken hadden ontstond het
Once I believed in mysticism
I learned it from my mother, dear
Everything was clear and hopeful
And God and Saints were very near
Then slowly heaven came to earth
A mystic God was no longer found
Emotions were still taking me
But in a different fashion all around
The real thing, my mother sincerely felt
Was faith and love for the unknown
They are no longer there for me to deal
That's why I sometimes feel alone.
John Birdson
begrip dat God goed was en het met de mens het beste voor had. Dit werd later door de joods-christelijke opvatting deels overgenomen. Interessant in dit verband is ook het zonnelied van Franciscus, die in het eerste couplet zegt dat een mens niet waardig is de naam van God te noemen. In het tweede couplet prijst hij dan de zon als voornaamste teken van Gods schepping.
Men ziet hier het verschijnsel wat antropomorfiseren ( vermenselijken ) genoemd wordt en dat een typisch menselijke eigenschap is. Men kan zich een God niet anders voorstellen dan in een of andere menselijke of dierlijke gedaante, of in de vorm van een natuurverschijnsel zoals de zon. Men ziet dit verschijnsel in alle culturen en tijden en het zijn altijd de keizer of de koning, die vaak tevens hoge priester is, of de geesten van de voorouders maar ook afgodsbeelden, die een mens of dier ( het gouden kalf ) voorstellen, die als God worden vereerd. Zo werd de Japanse keizer voor de komst van de Amerikanen in Japan ook als God beschouwd.
Onder aanvoering van pharaohs die afwisselend de namen Thoetmosis en Amenotep droegen. ( 18 de dynastie- 16de tot 14 de eeuw voor Christus ), had het rijk zich uitgebreid tot Syrië. Men haalde daar slaven, waarvan uit de bijbel vooral de Israëlieten ( Hebreeën ) bekend zijn.
In dezelfde tijd ongeveer leefde volgens de bijbel Moses, die als kind in een mandje op het water door de dochter van de Pharao gevonden was. Moses was een zoon van joodse slaven en omdat de Pharao bevolen had dat alle eerst geborenen moesten gedood worden, hadden zijn ouders hem te vondeling gelegd. Later toen hij in de Sinai woestijn wandelde, zag hij een struik branden, waaruit een stem klonk van God die hem beval de joden uit Egypte naar het beloofde land te voeren. Op de vraag van Moses wie hij was antwoordde de god : “Ik ben die ben “ Dit antwoord werd opgevat als een verbod om erover na te denken wie God eigenlijk was. Het was daarom verboden om afbeeldingen te maken of namen te noemen, omdat men het Godsbegrip niet kon of mocht begrijpen. Zelfs het woord Jahweh bestond oorspronkelijk uit 4 medeklinkers en waren daarom niet uit te spreken. ( Een zogenaamd tetragrammaton ).
De drie voornaamste geboden op de stenen tafelen die Moses ontving waren dan ook: “ Ik ben alleen de God ( monotheïsme), maak daarom geen afbeeldingen en gebruik mijn naam niet”. Waarschijnlijk hebben de joden, via Moses deze monotheïstische opvatting van de Egyptenaren overgenomen.
Hetzelfde zien we nu nog bij de Islam die immers ook Allah als de god van Abraham, Isaak en Jacob ( Jahweh ) beschouwt. Ook bij de Islam is het verboden afbeeldingen van God te maken of andere afbeeldingen, die de mens op verkeerde gedachte over de Almachtige zouden kunnen brengen. Het antropomorfiseren gebeurt hier via Mohamed die de Koran schreef.
Bij het Christendom heerste aanvankelijk dezelfde, van het jodendom afkomstige opvatting. Ook hier had de mens behoefte om iets substantieels te vereren en men deed dat in de vorm van Christus die hoewel mens, ook zoon van God was. Zo werd de onzichtbare en ongrijpbare God zichtbaar en vatbaar gemaakt. Men deed dit vooral in de vorm van ikonen en de afbeelding van Christus als pantocrator ( de Almachtige ) worden vanaf de derde eeuw na Christus ook nu nog gemaakt. Tijdens paus Gregorius II ( 715-731) barstte echter het iconoclasme in alle hevigheid los en wetten werden door de keizer Leo III opgelegd, waarin geëist werd dat alle afbeeldingen moesten worden vernietigd. De Romeinse paus Gregorius II kon zich daar moeilijk mee verenigen, mede wellicht omdat bij de Romeinen afbeeldingen
When I was a little child
I looked for God in every church
And although Jezus to me smiled
God left me in the lurch
I grew up and became a man
And sought Him in the odd
Sometimes I met His masterplan
But still I found no God
I got myself in battle dress
Joining the army, non conscript
I saw some wonders unexpect
But no God made his subscript
Then finally as life goes on
I worked hard night and day
But still there was no God I met
My poor soul left astray
Now I'm old and grey in hair
And memories play their part
I'm craving sometimes for a prayer
But no God does let me start
Then suddenly I came to stand
Next to the cradle of a little child
And as I bent and touched its hand
I raised my eyes and there was God.
John Birdson
van goden en goddelijke dieren zo gewoon waren. De rooms Katholieke kerk is daarom in veel opzichten meer Romeins in haar rituelen geworden. Denk hierbij aan het lam Gods en de duif als heilige geest. Een en ander was mede oorzaak van het scisma dat tussen de Roomse kerk en de Oosterse Byzantijnse kerk ontstond.
Ook nu nog wordt de “ik ben die ben “ vooral door de Rooms-katholieken geantropomorfiseerd door vele voorstellingen van Christus, Maria en vele heiligen.
Ook tijdens de reformatie ging men weer terug naar de oude bijbelse gedachte en de beeldenstorm was daarvan het gevolg.
HET ONTSTAAN VAN GODSDIENST
Zowel mens als dier stonden tijdens hun evolutionaire ontwikkeling bloot aan gevaren. Meestal waren dat roofdieren, maar ook soortgenoten waren vaak een bedreiging.
Angst en de daarmee gepaard gaande alertheid waren van belang en waren eigenschappen die nodig waren tot het instand houden van de soort.
Toen de mens zover cognitief ontwikkeld was, dat hij over bepaalde zaken na kon denken, was er een gevaar waar hij zich niet tegen wapenen kon, namelijk het doodgaan. Vanaf dat moment ziet men dat begrafenissen met rituelen gepaard gaan. Honderdduizend jaren geleden besteden
Neandertalers al aandacht aan het begraven van hun doden en ook van de vroegste homo sapiëns is dat bekend. ( 3 ) Het spreekt voor zich dat men op de angst voor het sterven een bovennatuurlijk antwoord trachtte te vinden en men gaf de doden wat gebruiksvoorwerpen mee, om in het hiernamaals te kunnen gebruiken. Er ontstonden mythen die een antwoord moesten geven op de bedreigingen, waartegen men zich niet wapenen kon, zoals de dood , maar ook natuurrampen zoals donder en bliksem.
Vaak deden verhalen de ronde die iedereen geloofde en die soms een nuttige functie hadden. Toen er tijdens de tsunami in Noord Sumatra meer dan 150,000 doden te betreuren waren, vielen er op het eiland Simeulue slechts vijf slachtoffers. De primitieve bewoners van dat eiland hielden zich aan de mythen, die ze van hun voorouders geleerd hadden. Het verhaal zegt dat boze geesten de grond laten bewegen en dat er dan hoge golven komen, die men “smong “noemt om de mensen te laten verdrinken. De mensen van het eiland waren direct na de aardbeving naar de bergen gevlucht (4) Zo ontstonden vaak godsdienstige mythen, die voor waar werden aangenomen, en die soms een nuttige functie hadden. (Bijvoorbeeld naastenliefde van het christendom) Mythen konden echter ook grote nadelen hebben, zoals het brengen van mensenoffers om zo de onheilspellende goden tevreden te stellen.
HET ONTSTAAN VAN MYTHEN, DIE VOOR WAAR WORDEN AANGENOMEN. (MEMES)
Sinds de publicatie van Charles Darwin van On the Origin of Species in 1859 weet men dat nieuwe soorten ontstaan door geleidelijke aanpassing en verandering van de omgeving.
In 1871 beschreef Darwin in zijn “Descent of man” dat ook de mens ontstaan is als gevolg van een zich verder ontwikkelende evolutie.
Evolutie kan men aanduiden als het selectief overleven van de aan het milieu meest aangepaste individuen ( the survival of the fittest). Omdat gedrag steeds het resultaat is van een interactie van aanleg (genen) en omstandigheden (milieu) zal gedrag ook deels door de aanleg mede worden bepaald. Iemand uit een driftige familie zal meestal heftiger op een bepaalde agressie opwekkende prikkel reageren, dan iemand van een familie van het meer timide soort. Het gedrag dat zo evolueert zal egoistisch van aard zijn omdat in de natuur het individu dat het meest aan zichzelf denkt de meeste kans heeft om te overleven (5).
Toch is dit niet altijd het geval. Als een wolf alleen maar aan zichzelf denkt zal hij wellicht een haas kunnen vangen, maar is hij bereid samen te werken dan kan een hert gevangen worden. Hetzelfde gold enkele miljoenen jaren lang voor de mens en zijn voorouders, die in die tijd immers als jager-verzamelaar fungeerden. Men kan zich voorstellen dat een groep van Neandertalers die, als zij op jacht waren naar een mammoet, en alleen maar aan zichzelf dachten, moeilijk een mammoet zouden kunnen vangen. Als de jagers echter met doodsverachting op het dier afstormden, sneuvelden er wel enkele mensen, maar de rest had te eten. Moed en doodsverachting werd zo in de genen vastgelegd ( social cohesion ) omdat het een gedrag was dat meewerkte tot de instant houding van de soort.
Het erfelijk vastleggen van gedragspatronen in de genen is vooral bij de mens met zijn groot generatie interval een langdurige kwestie. Vaak waren de omstandigheden van dien aard dat snelle aanpassing nodig was. Evolutionair ontstond zo een mechanisme dat mimetics genoemd wordt. (6) Dit mechanisme berust op het ethologische principe van imprinting. Imprinting is het verschijnsel dat er voor bepaalde gedragspatronen gevoelige periodes bestaan, waarin de hersenen zeer gevoelig zijn om bepaalde zaken vast te leggen.
Zo is een kind van ongeveer 2,5- 3 jaar zeer gevoelig om taal te leren. Het hoeft geen woordjes van buiten te leren, maar alles gaat vanzelf ( impressionable periods ). Een zelfde gevoelige periode ontstaat tijdens de puberteit, om een normaal seksueel gedrag te leren. Heeft een jongen tijdens zijn verblijf in een Japans interneringskamp in die periode nooit een meisje gezien, dan zal een surrogatief gedrag kunnen ontstaan en dat zal vaak tot homoseksualiteit leiden. Ook hier is gedrag weer een interactie tussen aanleg en milieu en iemand met een zeer sterke heteroseksuele aanleg voor seks zal niet gemakkelijk homoseksueel worden.
Voor mythen bestaat er vooral vanaf de puberteit tot de adolescentie een gevoelige periode, waarin zogenaamde memes worden geleerd. Afhankelijk van de familiaire aanleg, het milieu en de impact van de memes, zullen mythes meer of minder voor waar worden aangenomen. Ethologisch gezien is dit ook met godsdienst het geval. Het hangt immers eerder van de opvoeding af, welke godsdienst men later belijdt, terwijl ieder voor zich toch meent het bij het rechte eind te hebben.
In het geval van de inboorlingen van Simeulue waren de mythes over het trillen van de aarde van levensreddend belang. Mythes, die echter op een superioriteits gevoel gestoeld zijn, zoals dat bij godsdienst vaak het geval is kunnen echter veel ellende veroorzaken (godsdienst oorlogen).
CONCLUSIE
Het ontstaan van het heelal en de evolutie van een levende cel tot uiteindelijk de mens, is zo complex dat het verstandelijke vermogen tekort schiet om dat te kunnen begrijpen. Men kan alleen bewondering en respect hebben voor het universum, waar wij zelf deel van uitmaken.
Als men, in de daarvoor gevoelige periode en met een passende erfelijke aanleg, door memes het Godsbegrip voor werkelijkheid heeft leren aannemen, is het begrijpelijk dat men de schepping van het heelal op God projecteert.
Omdat de evolutie, zoals Darwin die in principe beschreef, door de wetenschap niet meer wordt ontkend en voor vast wordt aangenomen, heeft men God wel vervangen door een “intelligent designer” die wetenschappelijk echter geen achtergrond heeft.
De godsdienst die men belijdt, maar ook opvattingen en meningen die men heeft, zijn vaak van het toeval afhankelijk, omdat zij door de vorming van memes, die niet op verstandelijke redenatie berusten, tot stand komen. Afhankelijk van milieu en erfelijke aanleg, worden memes, tijdens daarvoor gevoelige periodes, in de hersenschors cognitief vastgelegd.
Ik houd van God, die mij nooit verlaat
Die de bomen hard laat groeien
en de bloemen zo fraai laat bloeien
Terwijl hij niet bestaat.
Ik bewonder God, die ik niet ken
Door oerinstinct gedreven
Ver boven ons verheven
Omdat ik er gehecht aan ben.
Door hem een naam te geven
En Hem als mens te zien
Die liefheeft, ook als ik het niet verdien
Heb ik mijzelf een God geschapen
Zo kun je het ook bezien.
J. G.
LITERATUUR
Hazel Muir.
The milky way uncovered
New Scientist 14 May 2005
Onder de zon van Amara, Echnaton en Nefertiti
Tentoonstelling, Brussel Jan-Maart 1975
Andrew Newberg e.a.
Why God won't go away
Ballantine books. New York ISBN 0-345-44034-x (April 2002)
Abigail A Baird.
Sifting myths for truths about our world.
Science vol.308 27 May 2005
Richard Dawkins.
The selfish gene (19760) Oxford University press. 2nd edition Sept 1-1990
Francis Heyligen; Free University of Bruxelles
Jan Goossens juni 2005