Saturday, June 24, 2006

 

voorlichting


Geboorte van een baby


Rechts: een pond fraai verpakte koffie





Als ik vroeger bij vrouw B kwam voor een zieke koe of een andere veterinaire bezigheid, wilde zij altijd graag een praatje maken. Terwijl we een kop koffie dronken vertelde ze mij dat een pater in de kerk gepreekt had, dat de moeders hun dochters goed moesten voorlichten als ze gingen trouwen. Of mijn vraag of zij dat ook deed antwoordde ze volmondig dat zij dat inderdaad bij alle dochters gedaan had. Ik zeg altied tègen de derren, as ze gingen trouwen: in 't begin is 't wel wa aarig, mar 't went op den duur vanèges.

Toen ze bij een ander bezoek vertelde dat ze gehoord had dat mijn vrouw in verwachting was van haar eerste baby, wilde ze me gerust stellen, door te zeggen dat een bevalling wel meeviel. Ze had zelf tien kinderen gekregen en wist waar ze over praatte. Om me gerust te stellen zei ze tenslotte: 't het niks te betèkene, vör 'n poond koffie smiet ik 'r iën op de wèreld.



Friday, June 23, 2006

 

spreuken

Na een week vakantie een paar wijze spreuken.

Het leven wordt niet bepald door het aantal ademhalingen, die men doet, maar door de momenten , waarop ons de adem wordt ontnomen.

Veel van het leven kan niet worden uitgelegd, maar alleen worden waargenomen.

Friday, June 02, 2006

 

EMBRYO TRANSPLANTATIE








Rechts: Twee runder-embryo's van zeven dagen

Links: Twee Schotse hoogland kalfjes uit een roodbonte Holstein (zie plaatje) en een uit een andere ontvangster, van Sjaak Hendriks uit Langenboom. Beide zijn bij de Holstein vaars als zoogmoeder geplaatst


EMBRYO TRANSPLANTATIE.

INLEIDING

In de zogenaamde Polen-proef werden in 1974 tot 1984 zwartbonte koeien, uit verschillende landen in Polen vergeleken, onder supervisie van de FAO. De Nederlandse Fries-Hollandse (FH) koeien bleken in de productie achter te blijven bij de Holstein-Friesians (HF). Het gevolg was dat er in Nederland de behoefte ontstond om het FH ras met sperma van Amerikaanse en Canadese Holstein-Friesian stieren te insemineren.

Wat later ontstond die behoefte ook bij het MRIJ ras, omdat men besefte dat productie en uiervorm van dit ras, aanzienlijk verbeterd konden worden, als men van Amerikaans en Canadees stieren-sperma gebruik maakte. Een bezwaar was dat vooral de oudere veehouders, die in gebieden leefden, waar vanouds roodbonte MRIJ dieren werden gehouden, geen zwart-bonte dieren in hun stal wilden. De bezwaren tegen zwart-bont berustten op gevoels-argumenten, maar waren van dien aard, dat gebruik van sperma van zwart-bonte stieren niet werd geaccepteerd.

Een nadeel was dat Amerikaanse en Canadese veehouders geheel op zwartbont Holstein-Friesian vee georiënteerd waren en dat Roodbonte stieren nauwelijks op de KI stations gehouden werden. Wilde men toch in de behoefte van roodbonte Holstein stieren voorzien dan moesten Zwartbonte Holstein stieren, met de roodbont factor recessief in hun genoom, gepaard worden met Holstein koeien met ook het roodbonte gen in het DNA. Volgens de Mendel wetten heeft men dan één op de acht kansen om een roodbonte stier te krijgen, want er worden immers kansmatig gezien de helf van de kalveren zwartbont geboren en dat schiet niet echt op. Wat later werden roodbonte Holstein koeien, die aan de eis van stiermoeder voldeden, geinsemineerd met sperma van zwartbonte Holstein stieren, die de roodbont factor hadden. Men heeft dan om dezelfde reden kans van één op de vier om een roodbont stiertje te krijgen.

Wilde men zo snel mogelijk die hogere melkproductie in de volgende generatie infokken, dan was embryo transplantatie aangewezen. Men spuit dan, een daarvoor aangewezen stiermoeder, die roodbont is of de roodbontfactor draagt, in met bepaalde geslachtshormonen (superovuleren). Dat heeft tot gevolg, dat meerdere eitjes worden afgescheiden. Deze worden met het sperma van een passende stier geinsemineerd. Men spoelt, (tegenwoordig na zeven dagen) de embryo's uit de baarmoeder van de donor koe en transplanteert die in bij ontvangster dieren, die wat de dag van hun cyclus betreft synchroon zijn met de donor koe.

EMBRYO TRANSPLANTATIE

Dit was in het begin van 1977 voor de KI vereniging Land van Cuijk aanleiding, om Dr. Arie Brand van de veterinaire faculteit in Utrecht, te hulp te roepen om embryo transplantatie toe te passen op enkel roodbonte MRIJ koeien, die qua exterieur en productie uitblonken. Ze werden geinsemineerd met sperma van de Canadese stier Brandelea Citation Topper, een van de zeer zeldzame roodbonte Holstein stieren, die al in andere landen op afstammelingen gekeurd was. Jammergenoeg werd een en ander door stamboek en commissie van toezicht van het landbouwschap tegen gewerkt en kon de KI vereniging de stieren, die uit de transplantatie geboren werden niet inzetten.

Spoedig hierna werd Dr. Brand hoogleraar en kon de vereniging Land van Cuijk geen beroep meer op hem doen. Zijn naaste medewerker, Tinie Aarts ging naar Nieuw Zeeland. De vereniging moest nu stoppen, of zelf de embryo-transplantatie te hand nemen en tot dit laatste werd besloten.

Op 1 juli 1978 voegde Albert Verbrugge, die een tijd lang in Duitsland als inseminator gewerkt had, zich bij ons team van inseminatoren. Het was vanaf het begin duidelijk dat als men embryotransplantatie wil toepassen, men enerzijds over iemand moet beschikken, die veterinair endocrinologisch zeer goed op de hoogte is en daarnaast over iemand, die zeer geroutineerd is in het rectaal exploreren. Hiervoor was Albert in Duitsland door dierenarts Dr. Lehne van het KI station in Cleve, opgeleid. In september 1978 werd door KI Land van Cuijk zelf gestart met embryo transplantatie. In 1980 kwam de bioloog Theo van den Berg, die al op het gebied van paarden embryo transplantatie gewerkt had, zich bij het team van Land van Cuijk voegen.

Algemeen was in die tijd de opvatting dat het plaatsen van embryo's chirurgisch moest gebeuren wilde men goede resultaten halen. Dit kwam waarschijnlijk omdat de mensen, die met embryo transplantatie werkten meestal dierenartsen waren, die weliswaar chirurgisch zeer kundig waren, maar niet de routine van een top inseminator hadden. Omdat het operatief inbrengen van embryo's toen al in Nederland met argus ogen werd bekeken werd door het Land van Cuijk een tussen oplossing bedacht.

De embryo's werden para-cervicaal bij de ontvangster koeien ingeplant. Dit wil zeggen, dat met een lange naald, onder strikt hygiënische omstandigheden, de vagina wand inwendig werd aangeprikt en onder rectale begeleiding werd de naald dan voorzichtig in de baarmoederhoorn gestoken. Door de naald werd door een helper een teflon slangetje gevoerd, waarin zich het embryo bevond. Het embryo werd vervolgens, met behulp van een kleine injectie spuit in de baarmoeder-hoorn gespoeld.

Intussen had de Duitse dierenarts, Carl Most die aan de Tierärztliche Hochschule van Hannover afstudeerde, zich in 1980 bij het KI station Land van Cuijk gemeld. Hij wilde graag op het onderwerp van para- cervicale embryo transplantatie promoveren, bij Professor Dr. J. Hahn. De titel van het proefschrift werd Embryotransferversuche beim Rind unter Umgehung der Zevix ( Parazervicale Embryotransfer).

Omdat embryo's van 11 á 12 dagen na de bevruchting zo groot zijn als een rijstkorrel en daarom veel makkelijker, zelfs zonder microscoop, met het blote oog in het spoelsel van de baarmoeder te vinden zijn, werd in de beginperiode van de embryo transplantatie, daarom zo laat gespoeld. Het langdurig zoeken onder de microscoop van de hele kleine embryo's van 7 dagen na de bevruchting (0,1 mm) was dan niet nodig; bovendien was de speciale dissectiemicroscoop, die niet tot de basisuitrusting van een KI station behoorde, ook niet nodig. Het spoelen op dag 13 of 14 dagen was in het algemeen te laat, omdat embryo's dan zoveel in lengte gegroeid zijn dat ze zo groot zijn als een vermicelli sliertje. Ze zijn dan soms wel 2 cm, zodat ze erg kwetsbaar worden. Men kan, met behulp van een vergrootglas, redelijk goed de kwaliteit van een embryo van 11 á 12 dagen beoordelen.

In totaal werden 43 koeien gesuperovuleerd, waarvan er 31 met succes gespoeld konden worden. 12 dieren mislukten, omdat ze onvoldoende gereageerd hadden, of cysteus ontaard waren. Soms lukte het spoelen niet omdat we gebruik moesten maken van humane urine katheters. Deze waren te kort en moesten door te plakken geschikt gemaakt worden. We maakten van twee katheters er een. Een nadeel was dat er op de tip van de zo gemaakte katheter slechts twee kleine openingen waren, die uitstekend voldeden als urine bij de humane patiënten moest worden afgenomen. Bij het spoelen van donor-koeien slipten de openingen wel eens dicht door eiwitdeeltjes. Dit werd verholpen door een langer stukje aan de punt van de katheter te plakken en die van acht, iets grotere openingen, te voorzien. Door zo te handelen kon het aantal embryo's per spoeling gemiddeld van 5,3 naar 6,0 worden verhoogd. Ook moesten we bij de superovulatie toen nog gebruik maken van PMS (pregnant mare serum) en dat was soms aanleiding dat de eierstokken niet optimaal reageerden. Bij de koeien van de melkrassen hadden we 5,9 embryo's gemiddeld en bij de koeien van de vleesrassen was dit minder. 56 embryo's werden paracervicaal bij ontvangster dieren ingeplant met een gemiddeld drachtresultaat van 42,9%.

In deze beginperiode waarin embryotransplantatie nog in de kinderschoenen stond, was het diepvriezen van embryo's nog niet mogelijk, waardoor men soms embryo's niet kon gebruiken en weg moest werpen, omdat er geen ontvangsterkoeien in cyclus synchroon waren met de donor. Met synchrone ontvangsters werd een drachtresultaat ( rectale controle tussen 45 en 60 dagen ) bereikt van 64.3 %. Verschilden de donor koe meer dan één dag met de ontvangster, dan werden geen ontvangsters drachtig. Dit werd later ondervangen, doordat de inseminatoren ieder één koe die eigenlijk moest geinsemineerd worden, op dezelfde dag dat de donor tochtig was, niet insemineerden, maar voor implantatie reserveerden. Het was verwonderlijk hoe gemakkelijk de veehouders hieraan meewerkten en zo was het mogelijk dat toen we de koe Feikje 29 van Klaas van der Ploeg uit Friesland waaruit we 19 embryo's spoelden en in Het Land van Cuijk 13 kalfjes geboren werden.

Bekend zijn de koeien van de fokker Piet Goossens uit Beers, waar uit een beste MRIJ koe die met de roodbonte Holstein stier, Thor Red genaamd, na superovultie was geïnsemineerd, 3 vaars kalfjes geboren werden. In totaal werden acht embryo's gespoeld, waarvan vijf dieren drachtig werden. De koeien Liza 124 en Liza 125 en 126 werden als drieling geboren. Liza 124 en Liza 125 zijn later door hun goed exterieur heel bekend geworden. Omdat er op dat moment te weinig synchrone ontvangsters waren, werden twee embryo's paracervicaal in één ontvangster geplaatst. Tot onze verwondering werden er uit die ontvangster drie kalfjes geboren. Het gebeurde vaker dat als er één embryo in een ontvangster werd geplaatst er een ééneiige tweeling geboren werd. Door de manipilatie werden soms waarschijnlijk enkele embryo's spontaan gesplitst. Zo werden bij Wiel Peeters uit Sint Anthonis uit één embryo van de bekende koe Mina 94 ook een ééneiige tweeling geboren, van de stier Newlands Detective. Uit een van deze tweeling Mina 167 werd van Almerson Camera de koe Mina 243 geboren, die de moeder is van de op dit ogenblik zeer bekende exterieur vererver Poos Stadel Classic.

Ook dient nog vermeld te worden dat vaak de donor koe met sperma van twee of meer stieren werd geinsemineerd. Later werd dan door bloedgroepen onderzoek bepaald van welke stier een kalfje was. Zo werd de koe Lies 5 ( een dochter van de stier Harry) van Henny Selten uit Haps met sperma van de Holstein stier Hanover-hill Triple Threat Red en gelijktijdig met sperma van de MRIJ stier Prins 2 geinsemineerd. De zoon van Triple Threat Red werd Hanover Real Red genoemd en gaf prachtige dochters met een goede productie en exterieur. De zoon van Prins twee heeft later de eindstreep Jammergenoeg niet gehaald.

De eerste koe, die gespoeld werd, waarvan de embryo's paracervicaal werden ingepland was van Jan van Erp, uit de Noordstraat in Oss, Eind 1980 werd overgegaan op de ook nu in gebruik zijnde methode om de embryo's gewoon via de cervix te transplanteren. Theo van den Berg maakte een aangepaste inseminatie pipet (pistolet) , omdat de gewone inseminatie-pipetten te kort en ook niet erg geschikt waren om de embryo's diep in de baarmoeder-hoorn te brengen. Omdat inmiddels met een daarvoor geschikte microscoop ook zeven dagen oude embryo's beoordeeld konden worden, werden niet langer elf tot twaalf dagen oude embryo's getransplanteerd. In het begin hadden we met zeven dagen oude embryo's wat slechtere resultaten. Wellicht was dit te wijten aan het feit, dat er toen nog onvoldoende ervaring was met het microscopisch beoordelen van de embryo's. Een embryo dat op zeven dagen onjuist zou zijn beoordeeld en dat niet levensvatbaar was, zou de twaalf dagen niet gehaald hebben en dus niet zijn ingepland.

Intussen beschikte het KI station Land van Cuijk over een geschikte Bausch-Lomp microscoop met micromanipulator. Het gebeurde nog al eens dat er weinig embryo's uit een donor koe gespoeld werden, terwijl er meerdere ontvangsters klaar stonden. Dit was voor de veehouder steeds een teleurstelling. Daarom werd overgegaan om in die gevallen de embryo's te splitsen, want men kon dan twee maal zoveel ontvangsters implanteren. De allereerste identieke tweeling, door klieven van embryo's geboren, uit twee ontvangsters, werden geboren bij Klaas van de Ploeg in Friesland. Hij noemde deze tweeling Laurel en Hardy omdat ze zo verschillend van kleuraftekening waren en er in de pers aan getwijfeld werd of het werkelijk een product van klieven was. Bloedonderzoek nam alle twijfel weg. Niet veel later werden prachtige identieke tweelingvaarskalfjes bij hem geboren uit de stier Ned Boy.

Bij de gebroeders van Lieshout in Ravenstein werden in de zomer van 1985 drie embryo's gesplitst en in zes ontvangsters getransplanteerd. Vijf dieren werden drachtig. In totaal werden door het team van het Land van Cuijk 50 embryo's gesplitst, waaruit 50 kalveren geboren werden. Twee stieren die uit één embryo geboren zijn waren van Wiebe Slostra uit Garijp en werden Copy 1 en Copy 2 genoemd. Van deze ééneiige tweeling hangt een mooie foto in het museum te Beers. Na 1990 wordt de techniek van embryo's splitsen niet meer toegepast. De techniek is zeer arbeidsintensief en bovendien moeilijk. Bovendien speelt het nu men embryo's kan diepvriezen, een veel mindere rol dan vroeger.

Omdat het mogelijk werd om embryo's te diepvriezen, werd in 1990 een vleesvee programma gestart. Op het bedrijf van Eimert en Marie-José Bouman in Poppel, België werden uit Blonde d'Aquitaine koeien embryo's gespoeld. Het is een vleesvee ras uit Zuid Frankrijk, dat aan de hoogste eisen voldoet. Bouman beschikte over het beste stamboek vee van dat ras en kocht vaak zeer waardevolle dieren in Frankrijk. Een keer in de week werden acht tot tien dieren gespoeld en gemiddeld konden vier embryo's per donorkoe worden ingevroren. Deze embryo's werden voor redelijke prijzen ter beschikking gesteld voor de leden van Land van Cuijk. Koeien van vleesrassen reageren vaak onregelmatiger op superovulatie dan melkveerassen. Soms reageren ze niet op de injectie en dan weer soms zeer goed. Het beste resultaat dat het team behaalde, waren 61 embryo's uit één spoeling, waarvan er 34 invriesbaar waren. In anderhalf jaar werden zo 800 embryo's ingepland. Frans van Hoek uit Herpen kon zo zonder veel risico overschakelen van melkvee naar vleesvee. Hij liet 35 embryo's implanteren en kreeg 23 drachtigheden.

Bij van Goch uit Maren Kessel werd uit een MRIJ koe, die geinsemineerd was met de Holstein stier, Red Tripple Puck Sun genaamd, die we gezamenlijk met Friesland hadden ingezet, een kalfje geboren met de recessief verervende factor paardenhoef (mule-foot). Om absoluut zeker te zijn dat deze factor ook bij het MRIJ vee voorkwam werd dezelfde MRIJ koe gesuperovuleerd en met sperma van Red Triple Puck Sun geinsemineerd. Zes embryo's werden getransplanteerd in koeien, die bestemd waren voor de slacht. Zes weken later werden deze dieren geslacht en bleken vier koeien drachtig. Twee vruchtjes hadden de afwijking paardenhoef.

In 1991 werden een aantal embryo's van Schotse Hooglanders uit Engeland ingevoerd. Ze werden in koeien geïmplanteerd in het Land van Cuijk. Vanwege de heersende BSE in Engeland was import van levend vee verboden. Zo kon toch inteelt vermeden worden met de dieren die al in 1987 door de stichting Hijkerveld van het Drents Landschap waren ingevoerd.

Ook werden soms embryo's ingepland bij koeien die op de normale manier niet drachtig willen worden bijvoorbeeld omdat de eileiders verstopt waren. Dit wordt ook nu nog vaak toegepast en in de regio Zuid-West zijn er op deze wijze gedurende het laatste half jaar, ongeveer 300 embryo's bij koeien ingepland. Men noemt deze embryo's wel laatste kans embryo's.

Tegenwoordig wordt de embryo transplantatie voornamelijk toegepast als hulpmiddel voor de fokprogramma's van de KI organisaties. Als voortplantingstechniek voor de melkveehouders is de techniek te kostbaar gebleken, tenzij door verkoop van fokmateriaal of een investering in versnelde foktechnische vooruitgang binnen iemand zijn eigen veestapel.

Met de oprichting eind jaren tachtig van Embrytech in Bunnik, legde de KI verenigingen gezamelijk met de vleesverwerkende industrie , met de Rabo-bank en Avero, de basis voor de huidige technieken van in vitro fertilisatie, waarmee de KI-fokprogramma's een verder versnelling van de foktechnische vooruitgang weten te bereiken.




This page is powered by Blogger. Isn't yours?